Leviticus 13:1-17
Het waren de Levieten die niet alleen in de Tempel de priesters hielpen bij de dienst in de Tempel maar ook rechtspraken in het land. In elke stad en in elk dorp woonden Levieten. Na de ballingschap waren zij het die de wetten van Mozes opnieuw voorlazen en uitlegden aan het volk. In het boek Leviticus vinden we hun eigen wetboek. In dit gedeelte gaat het over de huidvraat, vroeger noemden we dat gewoon melaatsheid. Van Jezus van Nazareth wordt verteld dat hij nogal veel mensen van huidvraat genezen zou hebben. Die mensen kregen dan ook de opdracht zich weer aan de Priester te laten zien. Mensen met huidvraat waren in de praktijk geheel en definitief buiten te samenleving geplaatst. Als je dit gedeelte van de Bijbel nauwkeurig leest dan vraag je je af waarom dat zo definitief en zonder einde moest. Huidvraat kon immers genezen en iedere keer dat er een verandering optrad in de ziekte moest de Priester opnieuw een oordeel over de ziekte vellen. Een gezondheidszorg die uitblinkt in zorgvuldigheid wordt ons hier geschetst. Niet alleen wordt de omgeving beschermd door isolering maar de patient zelf wordt zoveel mogelijk geholpen weer een volwaardige plaats in de samenleving in te nemen. Dat gaat in de praktijk dus anders. Ook wij kennen in onze geschiedenis de leprozenkolonies en de kleppermannen. In de leprozenkolonies werden melaatsen bijeen gebracht, voor de rest van hun leven. Kwamen ze in een bewoonde omgeving dan moesten ze met kleppers hun komst aankondigen zodat elk contact met niet melaatsen vermeden kon worden. Naar hen omkijken deed eigenlijk niemand. Daar hebben we wel van geleerd. De leprastichting probeert in de hele wereld aandacht en zorg te organiseren voor mensen met huidvraat en hen weer een volwaardige plaats in de samenleving te bezorgen. Die leprastichting verdient onze steun dus. Maar mensen met huidvraat zijn ook een voorbeeld. Ze roepen voor alle zieken en gehandicapten de vraag op hoe we met ze omgaan. Hebben we werkelijk aandacht en zorg voor hen of alleen als het ons niet teveel kost. De jonggehandicapten krijgen nu van de regering de indruk dat ze eigenlijk te veel kosten, dus teveel zijn. Omdat werkgevers ze niet willen hebben en op hun scholing al te veel bezuinigd is dreigen ze gekort te worden op het allerlaagste uitkeringsinkomen dat voor hen was bestemd, de Wajonguitkering. Natuurlijk zijn er vele jonge gehandicapten, of gehandicapten die dat van jongsaf zijn, die nog best kunnen werken. Ze willen dat maar al te graag. Maar in plaats van hun scholing te verbeteren en werkgevers te verplichten ook hen werk te geven worden ze gestraft. Dat is dus niet het voorbeeld dat ons in dit gedeelte van Leviticus wordt voorgehouden, dat moet dus anders, met zorg en aandacht.