Handelingen 21:1-14
1 ¶ Nadat we ons met moeite van hen hadden losgemaakt, kozen we zee en zetten rechtstreeks koers naar Kos. De dag daarop bereikten we Rhodos, en van daar voeren we naar Patara. 2 Daar vonden we een schip dat de oversteek naar Fenicië zou maken. We gingen aan boord en voeren weg. 3 We kregen Cyprus in zicht, maar lieten het links liggen en zeilden verder naar Syrië, waar we de haven van Tyrus binnenliepen. Daar moest het schip zijn lading lossen. 4 We gingen op zoek naar de leerlingen en bleven een week bij hen. Geïnspireerd door de Geest zeiden ze tegen Paulus dat hij niet moest doorreizen naar Jeruzalem. 5 Maar toen ons oponthoud ten einde liep, vertrokken we weer, uitgeleide gedaan door alle leerlingen met hun vrouwen en kinderen. We gingen de stad uit en knielden samen neer op het strand om te bidden. 6 Toen namen we afscheid van elkaar. Wij gingen aan boord van het schip en de leerlingen keerden terug naar huis. 7 Vanuit Tyrus kwamen we in Ptolemaïs aan, waar we onze zeereis beëindigden. We begroetten de broeders en zusters en bleven één dag bij hen. 8 ¶ De volgende dag vertrokken we weer en gingen op weg naar Caesarea. Daar vonden we onderdak bij Filippus, een verkondiger van het evangelie en een van de zeven wijze mannen. 9 Hij had vier ongetrouwde dochters, die de gave van de profetie bezaten. 10 Na enkele dagen kwam er een profeet uit Judea, die Agabus heette. 11 Hij zocht ons op, pakte Paulus’ gordel en bond daarmee zijn eigen handen en voeten vast. Toen zei hij: ‘Dit zegt de heilige Geest: “Zo zal de man van wie deze gordel is, worden vastgebonden door de Joden in Jeruzalem, die hem aan de heidenen zullen uitleveren.”’ 12 Toen we dit hoorden, drongen wij en de gelovigen van Caesarea er bij Paulus op aan om niet naar Jeruzalem te reizen. 13 Maar Paulus antwoordde: Waarom proberen jullie me door je tranen te vermurwen? Ik ben niet alleen bereid me in Jeruzalem gevangen te laten nemen, maar ook om er te sterven omwille van de naam van de Heer Jezus.’ 14 Omdat hij zich niet liet overreden, deden we er het zwijgen toe en zeiden alleen nog: ‘Laat gebeuren wat de Heer wil.’(NBV)
Paulus had tegen de oudsten uit Efeze verteld dat hij tijdens zijn reis naar Jeruzalem in allerlei plaatsen de waarschuwing had gekregen daar niet heen te gaan maar hij had gevoeld dat God hem toch naar Jeruzalem wilde hebben. Daarom zette hij door. In het verhaal dat voor het verhaal van het oponthoud met de vertegenwoordigers uit Efeze is niet over die waarschuwingen verteld. Dus hoe zit het en daarover wordt in het verslag over het vervolg van de reis een en ander uit de doeken gedaan. Paulus en zijn gezelschap reisden niet op luxe passagiersschepen de Middellandse Zee rond maar ze maakten gebruik van het handelsverkeer uit hun dagen. In het grote Romeinse Rijk was een levendige handel. Niet alleen in voedsel maar ook in producten als vaatwerk, gebruiksvoorwerpen en sieraden. Ook bij opgravingen in ons land zijn voorwerpen gevonden die de Romeinen hadden laten komen uit landen en streken die ver weg in de Middellandse Zee liggen. Dat het reisgezelschap een week oponthoud had omdat het schip de lading moest lossen was zo vreemd dus nog niet.
Paulus was al eens eerder op Cyprus geweest en had daar een gemeente gesticht. De leden van die gemeente ontvingen het reisgezelschap en toen ze hoorden dat men onderweg was naar Jeruzalem werd dat zeer sterk afgeraden. In Jeruzalem liep Paulus het gevaar gevangen genomen te worden en aan de Romeinen te worden overgeleverd met de beschuldiging een oproerkraaier te zijn. Hij had immers overal verkondigd dat er maar één Keizer was, één Kurios in het Grieks, één Heer. Dat was niet de Keizer in Rome die zich als een god liet vereren maar dat was Jezus van Nazareth die door de Romeinen was gekruisigd onder de beschuldiging dat die zich uit had gegeven voor Koning van de Joden. Paulus had Joden en Christenen in gemeenten verenigd rond die belijdenis dat Jezus, de Christus, gezalfde betekent dat, de enige Heer was. De gemeente van Cyprus waarschuwde Paulus. Zij hadden geleerd in de Geest van die Jezus te letten op mensen die gevaar liepen, op de minsten in hun samenleving. Dus zagen ze ook de gevaren die hun geliefde Paulus liep. Maar Paulus trok zich er niks van aan en zo reisde men verder naar Palestina.
Daar kwam men aan land in een belangrijke stad, de stad van Caesar, de Keizersstad. Hier had de landvoogd zijn paleis gebouwd. Hier heersten de Romeinen. De belangrijkste man van de gemeente in Caesarea was Filippus. Hier word hij een van de zeven wijze mannen genoemd zonder verdere uitleg. Wie uit het boek Handelingen leest wordt door de schrijver geacht het hele boek te lezen en niet steeds korte stukjes. Die zeven wijze mannen staan aan het begin en horen eigenlijk nog een beetje bij het verhaal van Pinksteren. Toen hadden duizenden zich aangesloten bij die beweging van de Weg, de volgelingen van Jezus van Nazareth. Die hadden wat ze hadden gedeeld met elkaar. Maar ze waren wel verschillende talen blijven spreken. Zo waren er weduwen die Grieks spraken en die zich achtergesteld hadden gevoeld bij de anderen. Om hun belangen te behartigen waren er zeven diakenen gekozen, Filippus was één van hen. Het was dan ook geen wonder dat zijn dochters heel goed in de gaten hadden gekregen hoe zaken in elkaar staken. Ze waren profetessen. Maar hun waarschuwing hielp niet. Ook niet die van Agabus die liet zien wat er zou gaan gebeuren, gebonden handen, gevangenschap. Maar Paulus bleef er bij, zijn missie was de terugkeer naar Jeruzalem voor het Pinksterfeest. Dat was zijn opdracht en los van gevolgen voor zijn persoon had hij daar gevolg aan te geven. En daarmee land het verhaal ook in onze dagen. Zonder te letten op gevolgen voor onszelf zullen we Jezus als enige Heer moeten erkennen en onze naaste lief blijven hebben als onszelf, iedere dag opnieuw. Laat maar gebeuren wat de Heer wil.