Johannes 6:30-40
Dat is nog eens een ander gebed dan “geef ons heden ons dagelijks brood”. Ze zouden het zomaar voor elkaar kunnen krijgen Jezus van Nazareth toch tot koning te kronen. Brood uit de hemel was toch immers mogelijk? Het volk in de woestijn vond elke morgen voor de tent merkwaardige korrels die je kon verwerken als graan. Je moest ze alleen niet proberen te bewaren want dan langer als een dag waren ze niet houdbaar. Nu was daar die Jezus van Nazareth, die had ze brood gegeven, net als Mozes had gedaan. Terwijl iedereen had gedacht dat er nooit genoeg zou zijn voor zoveel mensen hadden ze zelfs nog twaalf manden overgehouden, alsof ze wel heel het volk hadden kunnen voeden. Die Jezus van Nazareth had zich weliswaar bescheiden teruggetrokken in de bergen maar ze hadden hem toch gevonden. Nu komt brood natuurlijk niet zomaar uit de hemel vallen. Het gaat er ook niet om dat het Koninkrijk van God een soort luilekkerland voor gelovigen gaat worden. Je hoort dat nog wel eens, geloof in Jezus, of geloof in God, en het zal je goed gaan in je leven, al je zorgen lossen zich op als sneeuw voor de zon en rijkdom en succes komen als vanzelf naar je toe. Het Amerikaanse succesverhaal over de gelovige krantenjongen die een kristallen kathedraal kan stichten en miljonair wordt. Maar dat geloof is net een boekwinkel, de winkelier wordt niet rijk van de inhoud maar van de kilo’s papier die er worden verkocht. Johannes vertelt dat Jezus van Nazareth wijst op de Weg die we moeten gaan. Zoals Hij is moeten ook wij worden. Hij is het brood, want ondanks zichzelf deelt hij, uiteindelijk zichzelf door de dood heen. Dat delen, dat betekent brood voor de hele wereld. Als wij zouden willen ophouden met rijk te zijn en nog rijker te worden, als wij zouden willen beginnen met delen met iedereen die dat nodig heeft, dan komt het Koninkrijk van God dichterbij. Daar is voor iedereen te eten, brood genoeg in de wereld, maar de rijken gaan dood van overvloed en de armen van honger. Dat delen is de wil van de God die zich wil laten liefhebben doordat wij onze naaste liefhebben als onszelf. Om ons dat voor te doen, om ons dat te leren, om dat te verkondigen is Jezus van Nazareth gekomen. In dat delen moeten we zorgen dat er niemand verloren gaat maar dat iedereen mee kan doen, in onze eigen samenleving door niemand daarvan buiten te sluiten, maar ook door in het delen van onze rijkdom de hele bewoonde wereld te betrekken. Ze hebben het meer nodig dan ooit. Dan hoeven we het niet meer te hebben over het aantal doden dat er door honger en ziekten om komt, maar dan hebben we het over het aantal levenden met wie we samen mogen leven.