2 Korintiërs 4:1-6
1 ¶ Omdat God ons in zijn barmhartigheid deze taak gegeven heeft, verzaken wij onze plicht niet. 2 Integendeel, we hebben ons afgekeerd van heimelijke lafheid: we gaan niet sluw te werk, vervalsen het woord van God niet, maar maken de waarheid openlijk bekend. Zo bevelen we ons ten overstaan van God aan bij ieders geweten. 3 Wanneer er dan toch nog een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, geldt dit alleen voor hen die verloren gaan: 4 de ongelovigen, van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind, waardoor ze het licht van het evangelie niet kunnen zien, de luister van Christus, die het beeld van God is. 5 Wij verkondigen niet onszelf, wij verkondigen dat Jezus Christus de Heer is en dat wij omwille van hem uw dienaren zijn. 6 De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen, ‘heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. (NBV)
Het lijkt er op het eerste gezicht op dat Paulus ook in het gedeelte dat we vandaag lezen zichzelf verdedigt. Maar zo is het niet. Paulus stelt zichzelf als voorbeeld. Alles heeft hij opgegeven om het Evangelie te verkondigen. De blijde boodschap van de bevrijding uit de slavernij. Een carrière heeft hij niet, belangrijke posten in de gemeenten die hij heeft helpen stichten heeft hij afgewezen, nog lang niet iedereen op aarde heeft de boodschap gehoord. Niet iedereen wil de boodschap ook begrijpen. Mensen die zich onder de godheid van de wereld willen scharen begrijpen er niks van. Waarom willen mensen toch bevrijd worden van de slavernij van winst en profijt? Waarom toch vrij van de 24 uurs economie? Waarom een heel volk vrij maken en een dag in de week alles laten rusten, alle winkels sluiten en iedereen vrij geven?
Wie ook in onze dagen naar de wereld kijkt snapt er niks van, wie naar het Koninkrijk kijkt wordt alleen al bij de gedachte aan die gezamelijke bevrijding warm van binnen. Zo kiest Paulus, die de boodschap in de wereld brengt, voor de afwijzing en het doodzwijgen, zodat wij die de boodschap horen en aanvaarden voor het leven in vrijheid kunnen kiezen. Maar denk nu niet dat Paulus vindt dat hij de bedreigingen van buiten uit eigen kracht kan doorstaan. Hij is onder druk gezet, maar niet in het nauw gedreven, hij was om raad verlegen maar niet radeloos, hij was vervolgd maar niet in de steek gelaten, op de grond geworpen maar niet verloren. De kracht van Paulus komt van buiten, van zijn Schepper.
We moeten bij het slot van het gedeelte dat we vandaag lezen onwillekeurig denken aan het woord van de Profeet Jesaja die schreef dat het volk dat in duisternis wandelde een groot licht zou zien maar het niet zou aanvaarden. Voor Christenen is dat licht in de eerste plaats Jezus van Nazareth. Zo wordt hij ons ook verkondigd, een stralend mens die ook zijn volgelingen zou stralen. Nu moet je dat natuurlijk niet letterlijk nemen, de echte Jezus van Nazareth die als duiveluitdrijver en Rabbi ergens in de eerste vijftig jaar van onze jaartelling in Palestina rondliep straalde echt niet. Maar hij had wel veel volgelingen. die zelfs nadat hij aan een kruis was gestorven hem als levend mens bleven ontmoeten en met hem aten en naar zijn onderricht hebben geluisterd. Die leer hebben ze vervolgens over hun wereld, het Romeinse Rijk verspreid. En er ging veel mensen een licht op, want het licht dat uitgaat van de liefde voor de minsten blijft niet verborgen. Zelfs wij worden er door verlicht en mogen er anderen door verlichten, tot op vandaag, en ook vandaag opnieuw.