Openbaring 22:1-7
1 ¶ Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam. 2 In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. 3 Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen hem vereren 4 en hem met eigen ogen zien, en zijn naam staat op hun voorhoofd. 5 Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid. 6 ¶ Toen zei hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is betrouwbaar en waar. De Heer, de God die profeten bezielt, heeft zijn engel gestuurd om aan zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet.’ 7 ‘Ik kom spoedig!’ Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek. (NBV)
Op verschillen de plaatsen in de Hebreeuwse Bijbel klinkt de belofte door dat uiteindelijk de mensen weer in het Paradijs zullen wonen. Dat Paradijs kent dan het water dat leven geeft, als tegenstelling met de zee als water die de dood brengt, en de levensboom waarvan het eten van de vruchten eeuwig leven geeft en de bladeren genezing voor alle volken. De profeet Ezechiël spreekt er al over. Maar in de Hebreeuwse Bijbel stroomt het water van het leven en staat de boom met de genezende bladeren en de vruchten die eeuwig leven brengen in de Tempel in Jeruzalem. Voor onze schrijver op Patmos was er helemaal geen Tempel meer in het nieuwe Jeruzalem dat hij uit de hemel zag dalen. God woonde immers zelf in die stad, de rivier met levenswater ontspingt daarom in het verhaal van Openbaring aan de Troon van God en langs die rivier staan de levensbomen die elke maand een eigen vrucht geven en bladeren hebben die de volken genezing brengen.
Het wordt in het gedeelte van vandaag nog eens benadrukt. De troon van God zal in dat nieuwe Jeruzalem staan. Nu had ook de Hebreeuwse Bijbel het al gehad over de troon van God. Als die God groot werd gemaakt werd die troon een voetenbank, maar die troon of voetenbank stond in de Tempel in Jeruzalem. Het was de Ark van het verbond die als troon of als voetenbank voor God diende. In die Ark lagen de stenen platen waarop God zelf zijn richtlijnen voor de menselijke samenleving had gegrifd. Als die richtlijnen over de Wereld verspreid zijn en overal tot richtlijn voor het inrichten van de samenleving dienen dan ontstaat op de wereld een situatie die paradijselijk kan worden genoemd, dan is het overal vrede en hoeft niemand meer te sterven voor de tijd die daarvoor is gesteld. Als je de inhoud van de Ark als rivier benoemt dan zijn de bladeren de boeken van de profeten en de geschriften als de Psalmen. Zo is ook de indeling van de Hebreeuwse Bijbel, eerst de Torah, de leer die Mozes gegeven heeft, dan de profeten en tot slot de geschriften. Ze brengen alle volken genezing, we geloven dat nog steeds.
Maar dat Lam, en die bewering dat het spoedig komt! Het Lam herinnert niet aan de zondebok, de bok waarop de priester jaarlijks zijn handen legde zodat de zonden van het volk op de bok werd overgebracht waarna de bok de woestijn werd ingestuurd. Het Lam herinnert aan het lam dat werd geslacht en geroosterd op de laatste avond van de slavernij in Egypte. Het bloed van het Lam was aan de deurposten gesmeerd zodat ook de eerstgeborenen van Israël in leven bleven, in tegenstelling tot die van Egypte, daar moesten ze sterven. Het volk moest de maaltijd staande eten want elk moment kon de bevrijding komen. En kennelijk moeten we er nog steeds op beducht zijn dat elk moment de vrede voor de wereld kan aanbreken. We vragen er om, we komen er voor in beweging, we proberen mensen er voor warm te laten lopen, elke dag weer. En elke dag als we bezig zijn met de voorbereiding op de komst van dat Koninkrijk, de hongerigen te voeden, de dorstigen te laven, de naakten te kleden, de gevangenen te bezoeken, de zieken te verzorgen, weten we dat de komst van dat Koninkrijk weer een stukje dichterbij gekomen is. We moeten nog een hele woestijn door maar het komt er aan, ook vandaag weer.