Johannes 16:17-24
Typische mannenpraat. Natuurlijk praten vrouwen niet meer over de barenspijn. Het kind zou eens mogen denken dat moeder het kind de pijn verwijt. Daarvoor houden moeders teveel van hun kinderen. Het laatste dat moeders willen is hun kinderen opzadelen met schuldgevoelens. Maar vergeten is er niet bij. Tot op hoge leeftijd kunnen moeders vertellen over de geboortepijn van elk van haar kinderen. Als die kinderen goed terecht zijn gekomen dan hoor je de trots over het doorstaan van die pijn er doorheen. Vergeten wordt het echter nooit. Maar mannen zouden dat wellicht niet begrepen hebben in de dagen dat Johannes dit opschreef. De komst van het Koninkrijk ging ook niet zonder pijn gepaard. Maar de vreugde over de vrijheid iets te mogen betekenen voor de minsten in de samenleving overheerst. Je mag je best afvragen waarom de mensen van de Weg van Jezus van Nazareth die weg bleven gaan ondanks de wrede vervolgingen. Het spreekwoord dat het bloed van de martelaren het zaad van de kerk werd is toch niet helemaal toereikend. Jezus van Nazareth geeft in dit verhaal een mogelijke verklaring. Het vormen van een gemeenschap waarin slaaf noch vrije, Jood noch Heiden, man noch vrouw, oud noch jong is maar waar mensen als gelijken van elkaar houden en het oog gericht is op de minsten, waar mensen alles willen delen tot zichzelf toe, is zo’n geweldige vreugde dat men er alles voor over heeft, tot het eigen leven toe, om dat te behouden. Het lijden wordt nergens in de Bijbel verheerlijkt om het lijden zelf. Het lijden is dan alleen zinvol als er nieuw leven uit ontstaat. En daar gaat de vergelijking met de barenspijn echt op. Vrouwen doorstaan die pijn, en doorstaan ook na het eerste kind die pijn opnieuw, doordat er nieuw leven ontstaat. Dat maakt die pijn dragelijk en te doorstaan. Dat was ook de ontdekking van de leerlingen na Pasen, het lijden en sterven van Jezus van Nazareth was niet het einde van hun gemeenschap maar was een nieuw begin. Dat was het begin van een heel nieuw soort gemeenschap waar hij zelf mee aan tafel zat. Dat maakte dat die gemeenschap een eeuwigheidswaarde kreeg. Daar stegen mensen boven zichzelf uit, daar leek alles mogelijk. Niet dat iemand iets voor zichzelf vroeg, of de eerste of de baas wilde zijn. Nee iedereen wilde de dienaar van de ander zijn en samen waren ze er voor de minsten in de wereld. Niemand kon de vreugde van de leerlingen afnemen. Niemand kan nog steeds niet de vreugde afnemen van de mensen die hun eigen vreugde zoeken in de ogen van hen die hongeren en te eten krijgen, die naakt zijn en gekleed worden, die bedroefd zijn en getroost worden. Het was zo in de dagen van Johannes, doe het vandaag en je zult merken dat het vandaag niet anders is.