Daniël 10:12-21
Â
12Â Toen zei hij: ‘Wees niet bang, Daniël, want vanaf de eerste dag dat je inzicht probeerde te verkrijgen door in deemoed te buigen voor je God, is je gebed verhoord, en daarom ben ik gekomen. 13Â Maar de vorst van het Perzische koninkrijk heeft mij eenentwintig dagen tegengehouden voordat Michaël, een van de voornaamste vorsten, mij te hulp schoot toen ik daar, bij de koningen van Perzië, zo alleen stond. 14Â Ik ben gekomen om je inzicht te geven in wat er aan het einde van de tijd met je volk zal gebeuren; want dit is opnieuw een visioen dat over de toekomst gaat.’ 15Â Terwijl hij zo tegen me sprak, hield ik mijn ogen op de grond gericht en was verstomd. 16Â Toen raakte de menselijke gedaante mijn lippen aan. Ik opende mijn mond en begon te spreken. Ik zei tegen degene die voor me stond: ‘Mijn heer, door het visioen verkrampt mijn lichaam, mijn kracht verlaat me. 17Â Hoe kan ik, uw dienaar, met u spreken? Ik heb helemaal geen kracht meer, er rest mij geen levensadem.’ 18Â Toen raakte hij, die eruitzag als een mens, mij nogmaals aan en schonk me kracht. 19Â Hij zei: ‘Wees niet bang, geliefde man, vrede zij met je, wees sterk, wees sterk!’ En doordat hij tegen me sprak, werd ik gesterkt, en ik zei: ‘Mijn heer, spreek, u hebt mij gesterkt.’ 20Â Toen zei hij: ‘Weet je waarom ik naar je toe gekomen ben? Ik moet spoedig terugkeren om tegen de vorst van Perzië te strijden, en zodra ik hem overwonnen heb, wacht mij de vorst van Griekenland. 21Â Maar eerst zal ik je zeggen wat er in het geschrift van de waarheid geschreven staat. Niemand steunt mij in mijn strijd tegen deze vorsten, behalve je vorst Michaël.(NBV)
Er is maar één God, de God van Israël. Zo geloofde Daniël in zijn God, hoor Israël de Heer is één. was de belijdenis van het volk die ook Daniël vaak zal hebben uitgesproken. Maar de heidenen om hem heen geloofden dat elk volk haar eigen goden had en dat die goden met elkaar streden om de heerschappij in de hemel en op aarde. Als je dan in ballingschap bent dan lijken die vreemde goden toch zo wak nog niet. Zij hadden immers gewonnen. Maar er is meer tussen hemel en aarde. Dat was de overtuiging van iedereen. Er waren goden en halfgoden, nimfen en geesten en engelen die als boodschappers en soldaten voor hun God optraden. Engelen kende het volk Israël ook. Er waren immers genoeg verhalen waar boodschappers van de God van Israël optraden. Hagar, de moeder van Ismaël had er één ontmoet bij de bron waar ze heen was gevlucht voor Sara. En Abraham had er twee op bezoek gehad die samen met God naar Sodom ging om de rechtvaardigen daar te zoeken. Dus engelen waren er. En waarom zou de God van Israël niet voor ieder volk een eigen beschermengel hebben aangewezen.
En zo is het in het visioen van Daniël. Er is een boodschapper van God, een engel voor Perzië, die moet worden verslagen, een engel voor Israël, Michaël, die aarzelt te hulp te komen, maar toch de strijd aangaat. En er is een engel voor Griekenland die misschien ook wel eens zou worden verslagen. Daniël staat er van te rillen. Hemelse machten die met elkaar strijden en waar je dan maar van afhankelijk bent. Alle kracht was al uit zijn lichaam gevloeid toen hij zo fanatiek aan het vasten was geslagen. En de schrik was hem om het hart geslagen toen hij ineens de geweldige gestalte had gezien die hem in het visioen was verschenen. Die verschijning kon dan wel zeggen dat hij niet bang hoefde te zijn maar daar kwam zijn kracht niet mee terug. Maar toen de verschijning hem eindelijk op Joodse wijze begroette: Sjaloom, vrede zij met je wordt dat altijd vertaald, kon de kracht eindelijk terugkomen. Deze verschijning vertelde dat je voor hem niet bang hoefde te zijn, dat hij voor Daniël en zijn volk zou vechten en dat hij daarbij hemelse steun zou krijgen. Dat klonk al bijna naar een overwinning.
 De lezers van het boek Daniël, die zo leden onder een Griekse bezetting, kenden de afloop van het gevecht. Koning Cyrus van Perzië had de ballingen de opdracht gegeven terug te keren en Jeruzalem en de Tempel weer op te bouwen. Dat die wrede Griekse koning vervolgens kans had gezien het land Israël aan zich te onderwerpen en beelden van zijn goden had geplaatst in de Tempel zou dus niet einde betekenen van het volk Israël. De beschermengel van Griekenland zou ook aan de beurt komen, dat was al aan Daniël beloofd en een beschermengel van Israël die in staat was geweest de beschermengel van het machtige Perzië te verslaan zou ook in staat zijn om de Griekse beschermengel te verslaan. Daar krijg je hoop van. En hoop maakt je sterk, hoop geeft je de kracht om door te gaan met het goede te doen en niet dan het goede, zoals God vraagt, ook al verklaart iedereen je voor gek. Ook al gaat iedereen in je samenleving weer voor materiële winst en wordt het delen van hetgeen je toevalt als zwakheid gezien, de zorg voor zieken en bejaarden als een last ervaren en gaat het er om de bijdrage aan de samenleving, belasting genoemd, te verminderen of te ontwijken. Die hoop hebben wij ook nodig, verhalen uit de Bijbel kunnen ook bij ons de hoop versterken en ons de kracht geven door te gaan, elke dag opnieuw, elke week weer verder.