Psalm 131
1 ¶ Een pelgrimslied van David.Â
HEER, niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik, ik zoek niet wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen.
2Â Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mijn ziel in mij.
3Â Israël, hoop op de HEER, van nu tot in eeuwigheid.(NBV)
 “Worden als een kind” was de titel van een boek van Ds. Okke Jager, een dominee die beroemd was geworden omdat hij de dingen zo eenvoudig kon zeggen. De titel komt niet uit het kleine psalmpje dat we vandaag met de kerk meezingen maar komt uit een verhaal van Jezus van Nazareth. Zijn leerlingen hadden eens gevraagd wat er nodig was om het Koninkrijk van God binnen te komen. Jezus had toen een kind in hun midden getrokken en vertelde hen dat ze moesten worden als een kind. Zonder pretenties, zonder oordelen over andere mensen, zonder goed en kwaad te kennen maar vanzelf het goede zoeken. Jezus greep dus terug op het versje dat hij waarschijnlijk in zijn jeugd had geleerd. De Psalm is een pelgrimslied. Het werd gezongen als de gelovigen optrokken naar Jeruzalem om daar een van de hoogfeesten te vieren. In het Evangelie naar Lucas lezen we hoe Jezus aan een dergelijke pelgrimsreis deelnam toen hij 12 jaar was, in Joodse termen, toen hij volwassen werd. In de Tempel waren ze verbaasd over alles wat hij al wist over de schriften. Hij had er in zijn jeugd dus kennelijk veel over geleerd.
De Psalmdichter gebruikt hier een woord dat in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap jammer genoeg is weggevallen. Hier heet het slechts als een kind op de arm van zijn moeder. Maar het is niet de baby die verzadigd in slaap valt nadat die van de borst van zijn moeder heeft gedronken. In de oorspronkelijke tekst staat hier een woord dat meestal vertaald wordt met gespeend. En dat betekent dat het van de speen af is, dat het niet meer drinkt van de borst van de moeder maar zelf kan eten. Als Izaak van de borst af is dan richt Abraham een groot feest aan om de geboorte van deze zoon te vieren. Dan is het leven pas echt bereikt en niet meer afhankelijk van een en dezelfde persoon. Een kind dat gespeend is begint nieuwsgierig om zich heen te kijken en de anderen te herkennen als anderen, als medemensen. Het heeft nog verantwoordelijke ouders nodig omdat een kind dat gespeend is geen angst kent. En zo schets de dichter van deze psalm een beeld van een mens zonder angst omdat het vertrouwen mag op de God van Israël. Die immers zal een wereld scheppen waar alle angst voorbij is.
 Het beeld dat de Psalmdichter hier schetst heeft nog een andere parallel in de Bijbel. Als Samuël gespeend is dan brengt zijn moeder Hanna hem naar de tent der ontmoeting, de Tabernakel en begint zijn opleiding tot profeet en priester. Hij wordt helemaal aan God gewijd. Als we dit kleine psalmpje op ons in laten werken dan lijkt het er op dat de dichter ons wil vertellen dat ook hij geheel aan God is gewijd. Wij zitten overigens nog wel met het Griekse begrip van het woord ziel. In de heidense Griekse voorstelling is er een scheiding tussen ziel en lichaam. De Bijbel kent die scheiding niet. De mens leeft, of de mens is dood. Het leven komt van de adem die God de mens heeft ingeblazen en volgens de Prediker keert die adem terug naar God zoals het lichaam terug keert naar de aarde waaruit God de mens heeft gevormd. Er is dus geen scheiding, dat kind dat zonder angst de wereld in kijkt heeft niet een innerlijke rust bereikt het is zoals kinderen zijn. Zo laat de dichter ons vandaag zingen dat wij ook kunnen zijn, zonder angst de wereld in kijkend. Dat gaat niet zonder het goede te zoeken, zelfs in het donkerste duister. Zelfs daar hoeven wij geen angst te kennen omdat de God van Israël bij ons is.