Ezechiël 21:13-22
Je ziet dat tegenwoordig toch niet echt meer. Dat voordat een oorlog begint een priester de wapens komt zegenen. Wapens betekenen de dood en wapens worden door mensen gehanteerd. Zelf betekenen wapens niets. Het zwaardlied dat God zong en dat door Ezechiël nagezongen wordt klinkt nog steeds of het Zwaard zelf een eigen leven leidt. Het zijn oude beelden van dichters die we ook in onze eigen cultuur kennen. Het Zwaard van Koning Arthur heeft een eigen naam gekregen en aan dat Zwaard worden magische eigenschappen toegedicht. En in de boeken van Tolkien kennen we het Zwaard prik dat blauw oplicht als er Orks in de buurt zijn. Dichters en dromers spelen met de beelden van dood en leven. En je moet voor elk zwaard, voor elk wapen beducht zijn. Paulus waarschuwde zijn volgelingen voor een overheid die niet schroomde het zwaard te gebruiken. Onze eigen politieagenten hebben strenge regels die ze moeten volgen voordat ze bij grote uitzondering hun wapen mogen trekken en gebruiken en in onze samenleving is er steeds een zeer terechte discussie over de vraag of de politie desondanks niet te vaak schiet.
Een Zwaardlied zoals we dat vandaag in het boek van de profeet Ezechiël aantreffen was vanouds bedoeld om de vijanden schrik aan te jagen voor de scherpte van het zwaard en de gebruikers moed in te spreken en de angst om een machtig wapen te gebruiken weg te nemen. Ezechiël maakt op een heel bijzondere manier gebruik van de gewoonte om zwaardliederen te zingen. Hier worden niet de vijanden van Israël angstig gemaakt maar Israël zelf. De Koningen van Juda hebben hun macht, uitgedrukt in het beeld van hun houten scepter, zo gebruikt dat ze zich aan niets en niemand meer wat gelegen lieten. Ze waren absolute koningen geworden die dachten als een god te kunnen beslissen over de levens van hun onderdanen. Zulke koningen of dictators kennen we tot in onze dagen. God trekt er zijn zwaard tegen en laat dat tot drie keer toe haar vernietigende werk doen. De profeet Joël had al gezongen dat de ploegijzers tot zwaarden moesten worden gesmeed om een eind te maken aan de ramp van de opvreters, hier beloofd de God van Israël dat ook te doen al zijn de opvreters hier de machtigen van het volk.
Het is natuurlijk mooi als zwaarden gebruikt kunnen worden om de aan onderdrukking door wrede machthebbers een einde te maken. Ook in onze dagen sturen we straaljagers naar vreemde landen om daar wrede godsdienstige fanatiekelingen te bombarderen die onschuldige mensen, zelfs hulpverleners, onthoofden, vrouwen verkrachten en ieder die zich niet tot hun versie van het geloof wil bekeren doden. Maar we hebben het ook zover laten komen. We hebben ruimte gegeven aan wapenbeurzen waar de wapens zijn verhandeld die nu tegen onschuldige mensen worden gebruikt. Wij hebben anders gelovigen beschimpt en hun overtuiging als vergif bestempeld zonder met hen in gesprek te willen gaan. Wij hebben met eenzelfde arrogantie als de Koningen van Juda ons verheven geacht boven die mensen die hier waren komen werken en toevallig op een andere manier geloofden in een God. Willen we werkelijk vrede hebben dan zullen ook wij op andere manier moeten gaan leven. Dan zullen we een samenleving moeten scheppen van recht en vrede. Dan zullen we onze zwaarden moeten omsmeden tot ploegijzers. Volgens Ezechiël komt er voor de God van Israël een eind aan zijn woede en dus aan zijn geweld. Laat dat ook voor ons gelden en laten we op weg gaan naar die samenleving waar alle tranen gedroogd zullen zijn. We kunnen vandaag al op weg.