Ezechiël 20:13-26
Het is zo moeilijk om in vrijheid te leven, geen slaaf te worden van welke macht of kracht in de wereld dan ook. De God van Israël had de profeet opgedragen de oudsten die bij hem om raad waren gekomen nog eens de geschiedenis voor te houden. En de profeet doet dat netjes. Over het gouden kalf heeft hij het niet, maar wel over het besluit van de God van Israël dat de generatie die uitgetrokken was uit Egypte het beloofde land niet zou binnentrekken. Hun kinderen zouden dat land beërven. Die wisten niet van slavernij, die konden de samenleving inrichten zoals God dat bedoelt had. Een land maken waar iedereen zou zorgen dat iedereen mee zou kunnen doen, waar gedeeld werd van de oogst, waar recht en gerechtigheid zou heersten en waar geen andere goden zouden worden gediend dan de God van Israël. Maar ze konden de vrijheid niet aan. Ze hadden huisgoden en als het even zo uitkwam de Baäls en Asjeera’s van de volken van Kanaän. Ze eigenden zich zilver en goud toe bij de verovering van het land. En ze hielden de Sabbat niet.
Wie oppervlakkig de tekst leest krijgt gemakkelijk de indruk dat de Profeet nog even de reis door de woestijn oplepelt. Maar de oudsten weten wel beter. Zij weten waarom zij in ballingschap moeten leven. Waarom de lieren in de wilgen hangen en ze moeten huilen als ze aan Jeruzalem moeten denken. Samen zullen ze Psalm 137 gezongen hebben. In een oprecht verlangen weer een eigen land te bewonen, een eigen volk te kunnen zijn. Maar ze horen van kinderoffers, ze horen de echo’s van de verwijten die profeten als Jeremia en Jesaja hadden gemaakt, de waarschuwingen van Hosea en Micha en al die anderen die in profetenscholen probeerden het geloof van Israël in een wereld van vrede en recht overeind te houden. Maar nog steeds hielden ze de Sabbat niet. In de dagen van de ballingschap werd uiterlijk vertoon belangrijk. Ze moesten de spijswetten weer houden, ook al zou dat betekenen dat ze zoals Daniël en zijn vrienden alleen maar groente konden eten. Ze moesten de Sabbat weer houden, al het werk een hele dag lang staken. In ballingschap was dat echt staken tegen de machthebbers in.
Waarom was dat uiterlijk vertoon zo belangrijk? Konden ze met een uiterlijke religie de genade van de God van Israël verkrijgen? Nee toch?Nee inderdaad niet. Die God had zijn handen afgetrokken van dit volk. Dit volk dat zelfs de meest kwade regels had ingevoerd, het offeren in het vuur van levende kinderen. de Profeet wijst er op dat ook toen de God van Israël het volk had laten gaan. Zelf had het volk tot inkeer moeten komen en beseffen dat de God van Israël zulke offers niet vraagt. Niet gevraagd had van Abraham, al was het voor de aartsvader een harde proef geweest. Maar God had het ook niet gevraagd van de slaven in Egypte die het bloed van een lam aan de deurposten mochten smeren om te voorkomen dat hun eerstgeborenen de dood vonden. Ze hadden niet geluisterd. En zouden ze nu naar raad luisteren? Ook in onze dagen laten we ons zo gemakkelijk slaaf maken, slaaf van produceren en consumeren. Een zondag als Sabbat voor heel het volk? Ouderwets en religie. Maar de Zondag is er niet voor God, die rust zelf wel, de zondag is er voor de mensen die zich uitputten maar voor een rechtvaardige samenleving, voor delen van wat is toegevallen geen tijd meer hebben. Wij lopen liever de hypes achterna, de goden van klatergoud die vandaag schitteren maar morgen vergeten zijn. De raad die we kunnen krijgen ligt in heel dat verhaal van Israël. Waar ging het goed en waar ging het fout. Wie echt wil ziet hoe het zit en zorgt dat het vandaag nog anders gaat in deze wereld.