Spreuken 4:20-27
Het God lief met heel je hart en met heel je verstand staat ergens anders in de Bijbel geschreven en Jezus van Nazareth voegt er de tekst uit Leviticus aan toe over het heb je naaste lief als jezelf waardoor dat de manier wordt waarop je van de God van Israël kan houden. Geen wonder dus dat de Spreukendichter ons vandaag oproept om vooral over je hart te waken. Er staat niet voor niets geschreven dat waar je hart is ook je schat zal zijn. En het symbool dat wij bij uitstek hanteren voor de liefde tussen mensen is het hart. Al dat leren, dat lernen, van het onderricht dat wijsheid brengt, het onderricht van de Thora, de eerste vijf boeken van de Bijbel, de leer van Mozes, zou er op kunnen wijzen dat het in de Bijbel gaat om het gebruiken van je verstand. Het lijkt er op alsof je hart er niet meer aan te pas komt, maar niets is minder waar. Het leren van de Thora is het leren de Thora te beoefenen, uiteindelijk de Thora te vervullen. Het gaat dus om te leren hoe te handelen in het leven, hoe merk je de zwaksten op, hoe steek je een hand uit, wat is hulp eigenlijk?
Het gaat bij het leren handelen juist niet om het gebruiken van het verstand. Paulus gebruikt hier vergelijkingen uit de sport en sportlieden oefenen net zo lang tot hun handelen van nature gaat. Ze focussen en dat betekent dat ze alle verwerking van indrukken stopzetten en alleen nog voelen hoe ze in hun sport moeten handelen. De spreuken van vandaag zijn daar eigenlijk op gericht. Het vermijden van het kwaad en het doen van het goede en niets dan het goede moet vanzelf gaan. Dat is niet een van boven opgelegde houding maar komt van binnenuit. Naar de liefde is het hart immers ook de zetel van het leven en de tekst zou ook vertaald kunnen worden als hoe lang je leeft hangt af van hoe goed je voor je hart weet te zorgen. Nu is de Bijbel toch al geneigd om liefhebben van de naaste te verbinden met een lang leven, met het weer gaan leven ja zelfs met het uit de dood opstaan, uit een doods bestaan weer tot leven komen. Allemaal begrippen die in dit korte stukje uit Spreuken mee mogen gaan klinken.
In het begin van het gedeelte dat we vandaag lezen wordt er de nadruk op gelegd dat de leer van Mozes van vader op zoon wordt doorgegeven. Rabbijnen hadden hier uit afgeleid dat vrouwen die manier van handelen al van nature hadden. Te meer ook omdat de wijsheid die hier onderwezen wordt zelf als vrouw wordt afgebeeld. De zorg van de moeder is natuurlijk ook een goed voorbeeld van natuurlijke zorg, een moeder voelt aan hoeveel zorg en hulp haar kinderen nodig hebben. De vader moet dat zelf leren en weer aanleren aan zijn zonen. Van een meer vooraanstaande positie van mannen is hier dus geen sprake, integendeel, de domme mannen hebben altijd weer nog veel te leren over liefde voor de naaste en over de zorg voor de minsten. Maar is schemert nog een ander gevolg door. Het onderwijs van vader op zoon zoals hier beschreven wordt is het onderwijs van elke vader aan elke zoon, van generatie op generatie. Het is dus het onderwijs voor een heel volk. Het navolgen van de leer van de Thora, het beoefenen van de liefde voor God, het vervullen van de Thora is dus niet alleen een individueel gebeuren het is iets wat de hele samenleving raakt, het zal overal in het volk te merken zijn. De Thora was dan ook niet aan één mens gegeven maar aan een volk dat een voorbeeld mocht zijn. Als wij in onze samenleving oplossingen zoeken voor problemen, wetten willen maken die problemen oplossen mogen we dus best naar die Thora kijken, wetten maken die gebaseerd zijn op liefde voor mensen.