Nehemia 12:27-43
Het mag gerust een beetje aan onze bevrijdingsfeesten herinneren. Na de Tweede Wereldoorlog toen Nederland arm was en een groot deel van het land in puin lag. Toen werd er gefeest. Toen doken de orkesten op uit donkere gaten. Muziekkoepels in parken en op pleinen vormden het middelpunt van dansende menigten, soms dagen achtereen. We waren vrij en verlost van de angst en de onderdrukking. Elk jaar rond de Bevrijdingsdag komen de herinneringen aan die feesten weer boven. De Bevrijdingsdag in mei dan wel te verstaan want bij de Bevrijdingsdag in augustus, toen de Tweede Wereldoorlog echt voorbij was, klinken er altijd valse tonen door de muziek. Nederland werd van bevrijder onderdrukker. De mensen die uit de kampen in de Oost waren bevrijd werden hier vaak met de nek aangekeken. Zo erg was het toch niet om in tropen de hele dag in de zon te mogen zitten? Bovendien was daar een oorlog uitgebroken. Indië wilde Indonesië worden en voor Nederlanders was daar geen plaats. De muziekkorpsen en de koren zouden daar pas na 1947 rondtrekken, toen wij ons er bij hadden neergelegd dat bevrijding ook zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid betekent.
In de dagen van Nehemia brak het feest los toen de herbouw klaar was. In de dagen na de mei bevrijding in 1945 begonnen wij pas met de herbouw toen het feest was geluwd. Bij Nehemia gebeurde er ook iets bijzonders. Allereerst werden de Levieten naar Jeruzalem ontboden. De koren rond de Tempel, de Korachieten bijvoorbeeld, woonden kennelijk niet in Jeruzalem maar hadden hun eigen dorpen gebouwd waar ze ongestoord konden oefenen voor de diensten die ze bij toerbeurt in de Tempel moesten vervullen. Hen was ook gevraagd om hun muziekinstrumenten mee te nemen. Harpen waren dat kennelijk, David speelde immers op de harp en die wordt hier uitdrukkelijk genoemd. Er werden optochten gevormd die naar twee kanten over de muur liepen, al zingend en spelend. Maar waarom? Waarom deze Tempelvertoning op de muren van de stad. Van poort tot poort trokken ze voort. de Godsdienst van Israël was toch niet een godsdienst van magische krachten en het op magische wijze inroepen van de krachten van God. Een wijding van huizen en stadsmuren was helemaal niet aan de orde bij Israël. Je moest de geboden op de deurposten van je huis timmeren. En dat gebod samen met die poorten geeft ook een aanwijzing van hetgeen Nehemia wilde bereiken.
Het feest was immers begonnen met het voorlezen van de Thora, die moest in die nieuwe stad worden vervuld. In de twaalf poorten van de stad moest recht gesproken worden voor de hele wereld, uiteindelijk zouden alle volken zich naar Jeruzalem moeten keren. De stad was dus niet gebouwd als een stad van winst en profijt, een oord van arbeid en vermaak. Het was een stad die bestond bij samen delen, samen volk zijn, samen maaltijd houden en alle mensen tot hun recht laten komen. Dat begon al bij de muren van de stad. Die muren waren er niet om mensen buiten te sluiten maar om de Thora die er in de Tempel werd bewaard te beschermen. Daar ging het licht van de God van Israël van uit voor alle volken op de aarde. Dat zou op de hele aarde vrede brengen geloofde men. Dat die Wet van recht doen aan mensen, van samen delen met mensen, van Gij zult niet doden en niet stelen en niet liegen en niet willen hebben wat van je naaste is ook echt vrede kan brengen zien we vandaag de dag nog om ons heen. Het zou heel veel leed, ellende en oorlog hebben kunnen voorkomen als iedereen op aarde zich zou bezig houden met het vervullen van de Thora. Misschien moeten ook wij eens optochten houden met Psalmen en muziek rond onze eigen muren. De muren die we oprichten om vreemdelingen buiten te sluiten, om handelsbarrières op te werpen, om grenzen te trekken rond wat we vinden dat van ons is. Als we er zeven keer omheen lopen storten de muren in en komt er vrede. Laten we elke dag proberen om mensen mee te krijgen in die optocht, dan wordt echt iedereen vrolijk.