Matteüs 13:24-33
De gelijkenissen tuimelen over elkaar heen in dit Bijbelgedeelte. Zo graag wilde Jezus van Nazareth duidelijk maken hoe het zit met de komst en de groei van dat Koninkrijk waar hij het steeds over heeft. Je denkt dat je het goede woord hebt verkondigd en dan zie je in een kerk de prachtige gewaden, de machthebbers, de show en je hoort dat de armen en hun bevrijding verdwijnen achter eigenbelang en eerzucht. Hoe kan dat toch? Dat is het kwade dat altijd het goede zal vergezellen, pas als het Koninkrijk er echt is zal het kwade ten onder gaan. Moet je dan wanhopen en maar ophouden met de vertellen over dat Koninkrijk van eerlijk delen waar de minsten de belangrijksten zijn en er voor iedereen een plaats is? Welnee. Het groeit vanzelf uit tot het mooiste en het grootste dat we ooit hebben gezien. Zoals dus die mosterdboom die wij niet meer in die vorm kennen maar die we ons best kunnen voorstellen.
Die gelijkenis met dat zuurdesem kunnen we ons misschien nog het beste voorstellen. Want wie wel eens brood bakt weet dat je van de gist maar een heel klein beetje nodig hebt om een heleboel lekker brood te kunnen bakken. Zuurdesem is net als gist en daar heb je eigenlijk nog minder van nodig. Zo kun je dus ook een ideale samenleving maken. Je hebt naar verhouding maar een paar mensen nodig die er echt in geloven, die het tot het bittere einde ook weten vol te houden. Deze vergelijking is van Jezus van Nazareth zelf. De vergelijking die er aan vooraf gaat is op dit moment eigenlijk nog veel actueler. Die van het zaad en het onkruid. Biologen zeggen dan direct dat onkruid niet bestaat. Alle planten hebben hun doel en bestemming. maar de boer zal zeggen dat dat mooi is, maar als je graan hebt gezaaid dan wil je ook dat er graan groeit en geen distels of papavers of andere struiken. Van graan moet die boer z’n huishouding draaiende houden. Jezus wijst er op dat het voor de boer geen zin heeft om het onkruid er uit te gaan trekken.
Lang hebben we gedacht dat we het onkruid wel konden vergiftigen maar daar komen we ook van terug. Uiteindelijk vergiftigen we onszelf daarmee. Laat het onkruid dus maar staan en verwijder het na het maaien. Het verwijderen van onkruid uit de samenleving nu heeft dus geen zin, en straffen moeten we maar aan de rechters overlaten, want dat wat verkeerd is moet benoemd worden en wie verkeerd doet verdient straf. Het enige wat we kunnen doen is bezig blijven voor een betere samenleving, dus moeten we steeds opnieuw mensen de kans geven opnieuw te beginnen maar dan op de goede weg. Jezus wijst daarbij op het mosterdzaadje, ongeveer het kleinste zaadje dat er is, maar het groeit uit tot een geweldige struik. We hebben daarom ook zelf de keus of we een mosterdzaadje willen zijn, als zuurdesem werken in onze stad, ons land, onze eigen wereld, of dat we onkruid willen zijn dat snel groeit, het grootste en het mooiste wil zijn maar dat het goede verstikt.