Deuteronomium 29:15-28
Je bent uit de slavernij bevrijd, je hoeft niet meer de goden van anderen na te lopen, je hoeft niet meer de meningen van anderen uit te dragen en dan ga je toch dat soort gruwelijke afgodsbeelden nalopen. Het moet je ingepeperd worden dat dat alleen maar ellende kan brengen. Het verhaal van Deuteronomium laat zien dat het in de Bijbel niet gaat om een geschiedenis van het verleden, maar dat het gaat om onze eigen geschiedenis in het heden. Welke keuzes maken wij? We hebben voorbeelden. Ook onze ouders en grootouders maakten keuzes. Die keuzes worden ons weer voorgehouden als we herdenken. Nog niet zolang gelden herdachten we de Tweede Wereldoorlog. Ook toen maakten mensen keuzes, voor of tegen de Nazi’s, of ze maakten de keuze voor onverschilligheid. Toen na de Tweede Wereldoorlog doordrong wat voor ontzettend verschrikkelijks zich had afgespeeld werd die keuze voor onverschilligheid als fout aangemerkt. Als er mensen uit je omgeving vermoord worden dan moet je toch niet stil blijven zitten, doorgaan met je leven alsof er niks gebeurd en niks gebeurd is.
Deuteronomium noemt dat een giftige kiem in ons midden. De afgod van rust, reinheid en regelmaat. De Egyptenaren hadden die afgod in de Nijl. Het waterpeil van de Nijl steeg en de Nijl trad buiten haar oevers om het land er om heen te bevloeien. Dan zakte het peil van het water weer en konden op de vruchtbaar geworden akkers de producten verbouwd worden die het volk in leven hielden. Dat stijgen en dalen van het waterpeil ging gelijk op met de stand van de sterren. Volgens de Egyptenaren hielden die twee verband met elkaar en werden ze bestuurd door hun goden. Die goden waren in hout, in steen, in goud en zilver weergegeven en werden aanbeden. Die goden moesten met offers tevreden worden gesteld. Iedere keer als we bang zijn onze welvaart te verliezen lopen we ook zulke goden achterna. Alles moet bij hetzelfde blijven, vroeger was alles beter. Het volk Israël was bevrijd van een wrede slavernij, maar als het in de woestijn even tegenzat dan wilde een deel van het volk weer terug naar de vleespotten van Egypte, dan wilden ze de Euro weer inruilen voor de gulden.
In de woestijn was het volk echter tot de ontdekking gekomen dat niet de stand van de sterren of een hemel vol zelfgemaakte goeden voedstel en welvaart bracht maar een God die ook met je meetrok door de woestijn en eigenlijk maar één ding van je vroeg: zorg voor de minsten. Ben je niet bereid de opbrengst van je vruchtbare akkers te delen dan wordt er ook met jou niet gedeeld als je oogst tegenvalt, als de akkers door zwavel en zout vergiftigd worden. Dat delen je rijker maakt is niet vanzelfsprekend. Telkens weer houden de Heidenen ons voor dat je niet moet delen. Dat je de grenzen moet sluiten voor vreemdelingen, dat je niet moet delen met de hongerenden in de wereld, dat je eigen volk op de eerste plaats gesteld moet worden. Dat terwijl de Thora, het verhaal van de God van Israël je een andere kant op probeert te krijgen. Delen staat voorop, als er geen arme landen zouden zijn zou niemand voor honger vluchten, als er overal vrede en gerechtigheid zou zijn zou er niemand voor oorlog en onrecht hoeven te vluchten. Ook in onze dagen gelden de principes die Israël in de woestijn en tijdens de ballingschap in Babel hadden ontdekt. Ook wij moeten gewoon elke dag opnieuw beginnen met vrede brengen, de hongerigen voeden en de naakten kleden. Ons land is daarbij de hele bewoonde wereld, ook vandaag weer.