1 Petrus 2:18-25
Dit is een gedeelte dat gemakkelijk misverstanden kan oproepen. Als je slaveneigenaar bent zou je het wel elke dag aan je slaven willen voorlezen nietwaar. In de negentiende eeuw verzette de Gereformeerde voorman Izaäk da Costa zich tegen de afschaffing van de slavernij met een beroep op deze bijbelpassage. De slaven moesten dankbaar zijn voor de slavernij, want dat staat er nietwaar. En moeten wij vandaag nog uitgerekend op Bevrijdingsdag met deze boodschap aankomen? Het misverstand ontstaat als je de Bijbel in stukjes hakt, zoals we ook doen bij het dagelijks Bijbelleesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap, het rooster dat we hier dag in dag uit volgen. Het hoofdstuk van de brief waaruit we ook vandaag lezen gaat over het goede doen en niets dan het goede. Je moet zelfs aan de Keizer en de gouverneurs gehoorzamen om onverbeterlijke dwazen tot inzicht te brengen. En zo is het ook voor gemeenteleden die slaaf zijn.
Die gemeenteleden komen wij in onze kerken niet meer tegen. Wij waren die dwazen die door schade en schande hebben moeten leren dat slaven en slavinnen in de eerste plaats broeders en zusters zijn. Maar tegenwoordig spreken we nog wel eens over loonslaven, werknemers die het minste verdienen, het smerigste werk doen en daarmee bedrijven en de samenleving gezond en dus overeind houden. De loonslaven die onze treinen schoonhouden bijvoorbeeld. In het begin van de vorige eeuw nog waren er christelijke werkgevers die hun werknemers verboden zich te verenigen in een vakbond. Pas toen een oprichter van zo’n vakbond ook een ziekenfonds oprichtte en aantoonde dat de zorg voor zieke collega’s, ook al kregen ze geen loon tijdens hun ziekte, een plicht was ook voor christelijke werknemers, verdween heel langzaam de weerstand tegen die modernistische ontwikkelingen. In de dagen dat de eerste brief van Petrus geschreven werd waren er regelmatig slavenopstanden, wij kennen nog die van Spartacus. Die eindigden altijd in een bloedbad voor slaven.
Pas als slaven zorg voor elkaar hadden en hun meesters en medeslaven als gelijken gingen behandelen, wilden delen met elkaar, dan konden ook slaveneigenaars zich bewust worden van de medemenselijkheid die slaven vragen. Voor ons is de kwestie van de slavernij overigens niet een zaak van vroeger en voorbij. In de kledingindustrie, in de industrie van goedkope consumptiegoederen komt slavernij van kinderen en armen nog tot vandaag de dag voor. Ook bloeddiamanten en grondstoffen voor mobiele telefoons worden door slaven gedolven, vaak onder de meest erbarmelijke omstandigheden. En veel vrouwen die in de sexindustrie werken zijn eigenlijk slavinnen. Het is niet aan ons om die slaven en slavinnen gehoorzaamheid voor te houden of tot opstand op te roepen, integendeel. Het is aan ons om hen stem te geven en zij die ervan profiteren op te roepen daarmee op te houden en onze regering? op te roepen om te stoppen met de import van slavengoederen en slavenhouders op te sporen en te doen bestraffen. Elke slaaf is een broeder en elke slavin een zuster. Wat hen wordt aangedaan wordt ook ons aangedaan. Pas dan kunnen we echt bevrijdingsdag vieren.