Psalm 22
Waarom laat een God eigenlijk al dat leed op de wereld toe? Een vraag die zeker op deze vrijdag, Goede Vrijdag genoemd, op zijn plaats is. Zelfs vanaf het kruis lijkt Jezus van Nazareth die vraag te gaan zingen. “Mijn God, Mijn God, waartoe hebt Gij mij verlaten?” Daar begint deze Psalm mee. Nu zijn de geleerden het er over eens dat de vraag eigenlijk verkeerd vertaald is, het is niet “Waarom…” maar “Waartoe..” Dat lijden is dus niet zinloos. Het lijden van mensen is nooit zinloos, niet alleen het lijden van Jezus van Nazareth was niet zinloos maar al in oude Bijbelse Tijden drong zich het besef op dat het lijden van geen enkel mens zinloos hoeft te zijn. Het lijden van mensen, het lijden van elk mens is altijd ongewenst, het hoort niet, het moet niet, het doet niet alleen de lijdende pijn maar allen die van die lijdende houden. Lijden van mensen, trouwens tegenwoordig ook van dieren, past niet in een wereld die we “goed” noemen. Toch lijden mensen, toch worden we steeds weer geconfronteerd met eigen lijden, met lijden van hen die ons het meest naast staan en lijden van mensen die we niet kennen maar waarvan het lijden toch op z’n minst het bestrijden waard is. We willen niet leven in een wereld waar welk mens dan ook onder wat en wie dan ook te lijden heeft. Daarom roepen we de God ter verantwoording die onze aarde geschapen heeft, die alle macht gegeven is, van wie alles is, de aarde en al wat daar op is.
Dat we die God in het lijden en over het lijden aanroepen is niet zo vreemd. Die God zou immers met de mensen meetrekken. Een gedachte die zo indrukwekkend was dat de Naam van die God, een naam die de aanwezigheid van die God tot uitdrukking bracht, niet werd uitgesproken. We kunnen wel zeggen dat God met ons zal zijn maar we kunnen het die God niet afdwingen. En honderd jaar na het begin van de eerste wereldoorlog zal ons duidelijk moeten zijn dat “God met ons” niet in de overwinning is en ook niet met de hoeveelheid geld die we hebben en waar dat “God met ons” op de rand staat. De God van Israël is met slachtoffers van oorlog en geweld, de God van Israël is met mensen zonder geld, de armen, de minsten in deze wereld. Jezus van Nazareth is aan het kruis ook niet van God verlaten, juist aan het kruis gaat de aanwezigheid van God in vervulling, Jezus valt op dat moment juist met God samen. Door die kruisdood op zich te nemen, door zelfs in het bitterste uur van zijn lijden te blijven weigeren een opstand uit te lokken, redt Jezus de levens van ontelbaren. Dat wil niet zeggen dat wij dat lijden nu maar voor lief moeten nemen, maar zoals hij zijn leven gaf om lijden van anderen te voorkomen zullen wij ons leven in dienst moeten stellen van het bestrijden, het opheffen, het voorkomen van lijden. De bevrijdende God van Israël, tegen wie alle machten en krachten op deze wereld het moeten afleggen, wordt dan zichtbaar in het leven dat mensen zonder lijden mogen leven.
Want de Psalm die we vandaag aarzelend meezingen roept nog een vraag op. Hoe kan iemand die smeekt hem te redden van de leeuwen, wiens kracht zwak is geworden als een potscherf, die kennelijk de ene ellende na de andere overkomt, roepen dat hij iedereen oproept de God van Israël te loven, hoe kan die roepen dat de zwakke niet wordt veracht door die God, niet verafschuwt wordt door die God wie wordt vernederd, dat die God het hulpgeroep van de zwakken, van hen die moeten lijden wel hoort? Aan het eind van de Psalm barst de dichter uit in een lofzang op die wereld, op die samenleving zonder het lijden. Daar staan de minsten centraal, daar wordt gezorgd, daar wordt gedeeld. En het sluit met de regel dat de God van Israël niet een God is van mooie liedjes en grote massa’s mensen die zich laten amuseren door fraai vormgegeven verhalen over lijden, maar dat de God van Israël een God is van daden. Daden van bevrijding, daden van heling, daden van zorg voor elkaar. In de samenleving van de God van Israël lopen die massa’s rond het detentiecentrum op Schiphol zodat de muren daar instorten en geen kinderen meer opgesloten worden en geen mensen die geen misdrijf hebben bedreven. In de samenleving van de God van Israël wordt er voor gezorgd dat niemand op de aarde meer hoeft dood te gaan van honger of van dorst, God heeft ons genoeg eten gegeven om iedereen in leven te houden. In de samenleving van de God van Israël staat bij alles wat wij met elkaar doen de veiligheid en de zorg voor elkaar voorop. Die wereld, die aarde is er nog steeds niet. De Psalm roept ons daarom ook op om aan de slag te gaan, het werk aan die wereld zonder aarzelen aan te vatten. En als we dat doen wordt elke dag een Goede Vrijdag, net als vandaag.