Leviticus 12:1-8
Soms denk je, als je dit soort kleine stukjes uit de Bijbel leest, dat het toch wel een hele rare wereld is die je ontmoet en die heel ver van je af staat. Dat is het nadeel van stukje voor stukje de Bijbel lezen. Want kijk eens om je heen als het gaat om de geboorte van baby’s. Dat is toch altijd weer een wonder. Hoe natuurkundig en biologisch bevruchting en zwangerschap ook kunnen worden verklaard en beschreven op het moment dat een zwangere vrouw een baby baart is er sprake van een wonder. Gelovigen verbinden dat wonder gelijk met de God waarin ze geloven maar ongelovigen zijn net zo verwonderd over dit bijzondere gebeuren als gelovigen, iedereen spreekt over een wonder der natuur. En die verwondering bepaald de beschermende bepalingen die we hier in het boek Leviticus lezen. Het lijkt wel of vrouwen heel erg apart gezet worden en onrein worden verklaard, maar het zijn bepalingen die vrouwen tegelijk ook beschermen. In de Bijbel zijn man en vrouw gelijk. Beiden worden tot één vlees en daaruit komen de kinderen voort. Maar als een vrouw heeft gebaard is ze een tijdje niet gelijk aan de man, tot één vlees worden is dan zeer onverstandig en mannen die dat aan vrouwen opdringen als die pas bevallen zijn hebben een grote kans verkrachters genoemd te worden.
Vrouwen nemen door hun zwangerschap deel aan het scheppende werk van God. De manier waarop door sommigen bijvoorbeeld over Maria gesproken wordt maakt dat duidelijk. Zij was de moeder Gods omdat haar zoon Jezus van Nazareth als één met de God van Israël wordt gezien, dat maakt die Maria zelf ook tot een bijzonder persoon. Maar vrouwen die pas een kind hebben gebaard doen er verstandig aan een tijdje even niet deel te nemen aan het scheppende werk van God. Ze moeten eerst herstellen. Vrouwen verliezen bloed en in het bloed huist het leven, ze verliezen dus ook een deel van hun door God gegeven leven en dat moet zich eerst herstellen. Er komt echter een moment dat het herstel heeft plaatsgevonden en dat de vrouw weer de gelijkwaardige plaats in de samenleving kan innemen die haar toekomt. Dat moment wordt openbaar, voor iedereen zichtbaar, door de rituelen die de Bijbel in dit gedeelte voorschrijft. Het brengen van een offer voor reiniging, waarin weer gedeeld wordt met God en een brandoffer waarin voedsel wordt gebraden dat je deelt met een ander, in dit geval de Priester.
Ook vrouwen delen dus met de minsten en als ze tot de armen behoren, dan delen ze wat minder, twee duiven zijn dan voldoende. Daarom wordt aangenomen dat Jozef en Maria tot de armen behoorden, ook zij brachten het offer van twee duiven. Ze hielden zich overigens nauwkeurig aan de voorschriften uit Leviticus. Op de achtste dag na de geboorte lieten ze hun zoon besnijden, opnemen in het volk als een zelfstandig lid van het volk. Die zoon werd ook aan God gewijd omdat hij de eerstgeboren zoon van Jozef en Maria was. De bescherming van vrouwen en de gelijkwaardigheid die hier zo treffend beschreven wordt mag ook ons aan het denken zetten. Mannen moeten zich zeker niet bemoeien met de wel of niet aanwezige vruchtbaarheid van vrouwen, die moeten dat zelf uitmaken en zich alleen met God hoeven bezig te houden. Zo kunnen we elke dag weer onze naaste liefhebben als onszelf, als gelijkwaardige, ook vandaag weer.