1 Koningen 19:1-21
Wat doe je als je iemand in de woestijn onder een stuik ziet liggen? Dan maak je wat te eten en te drinken klaar, En als die iemand daarna weer gaat slapen dan doe je dat nog een keer want dan heeft iemand kennelijk last van uitputting. Dat is wat Elia overkomt als hij het niet meer ziet zitten. Hij heeft bewezen dat de God van Abraham, Izaäk en Jacob oneindig veel meer kan betekenen voor het volk dan de zogenaamde vruchtbaarheidsgoden van Kanaän. Maar in plaats van een erkenning voor die God wordt Elia met de dood bedreigt. Dat maakt hem moedeloos. En aan de geschiedenis hoef je ook je kracht niet te ontlenen want gelovigen zijn elkaar door de eeuwen heen te lijf gegaan en al eeuwen wordt er opgeroepen om met elkaar op de wereld te delen maar er gaan elke dag nog duizenden dood van de honger. Hoe kan Elia ontsnappen aan die wereld van dood en doodsdreiging? In dit verhaal moet hij daarvoor uit dat land trekken zoals het volk Isaël ooit uit Egypte trok. Veertig dagen door de woestijn zoals zij ooit veertig jaar door de woestijn trokken.
Dan kom je bij de berg waar God ooit dat gebod gaf van heb je naaste lief als jezelf. Elia kan dat pas als er iemand is die midden in de woestijn bereid is met hem te delen en hem zelfs te verzorgen en uit te rusten voor die reis. Iemand die zo zorgzaam is noemen we een engel, die brengt uitkomst, die laat zien hoe God het in onze wereld wil hebben. Wij noemen zo iemand voor de grap wel eens een engel, maar de Bijbel benoemd zulke mensen als engelen omdat wij ze zouden kunnen navolgen. Dat maakt immers ook voor ons zo’n reis mogelijk. Misschien een denkbeeldige reis uit een wereld van dood en eigenbelang. Een reis terug naar een samenleving waar de wet van heb uw naaste lief als uzelf geldt. In die samenleving kom je de mensen tegen die in hun vrije tijd in de Fair Trade winkel staan, die buddy’s zijn van aidspatienten, die op bezoek gaan bij gevangenen of brieven schrijven voor Amnesty International, die prostituees opvangen om hen weer het gevoel te geven dat ze mens zijn en geen voorwerp en tal van andere warme menslievende mensen die hun capaciteiten en zichzelf inzetten oim hier op aarde al vast iets te laten zien van de toekomst wanneer de hemel op aarde gevestigd zal zijn. Al die mensen kunnen met hun liefde ons weer op weg en in beweging zetten.
Als je dit verhaal van Elia op je laat inwerken dan kom je tot de ontdekking dat God alleen in de zorg voor een goede samenleving te vinden is. Want pas in een zachte bries hoort Elia in het gefluister dat wat goed is voor Israël. Er moeten nieuwe koningen worden gezalfd, een voor de noordelijke buur en een voor de zuidelijke buur. Dat die noordelijke buur niet bij Israël hoort, dus geen aanbidder van de God van Israël is, doet niet ter zake. Ook door de politiek van vreemde heersers kan het plan van God met de wereld tot stand komen. De aanbidders van die vruchtbaarheidsgoden moeten de wereld uit. Al dat succesgedoe, al dat roepen om meer, om beter en om mooier moet tot zwijgen worden gebracht. Het gaat er om te delen van wat je hebt met de anderen. Neem nu die Elisa, de opvolger van Elia. Dat is ook zo iemand. Hij wordt geroepen om met Elia mee te gaan en slacht zijn ossen, braad ze op het hout van zijn ploeg en verdeeld het onder zijn knechten. Dan gaat hij niet mee als de rijke boer die de profeet zou kunnen sponsoren, maar als dienaar van de profeet.In dit verhaal zit God dus in de zorg voor de wereld, de zorg ook voor de minsten in de wereld. Want van dat streven naar winst en profijt, naar altijd maar meer en beter, worden de armsten het eerst het slachtoffer. De verandering, de revolutie zit in de de verandering door de liefde, door de onophoudelijke zorg van mensen voor de armsten en de minsten, daar kunnen we ook vandaag de straat voor op.