Spreuken 14:12-22
Hoe moet Nederland er uit zien in 2030? Dat was de vraag die een ministerie een aantal jaren geleden stelde aan een willekeurige groep Nederlanders. De antwoorden waren even verschillend als de achtergrond van de deelnemers aan het gesprek. Er kwam dan ook niet één blauwdruk uit maar een groot aantal keuzemogelijkheden en dat was volgens de betrokken ambtenaren ook precies de bedoeling. We kunnen onze toekomst namelijk niet maken, we kunnen die niet uitstippelen en toch moeten we ons tijdig op onze toekomst voorbereiden. Hoe moet dat als we weten dat onze toekomst uiteindelijk uitloopt op de dood? En of die dood nu op jonge leeftijd komt of op hoge leeftijd maakt eigenlijk niet zo veel verschil. Als je jong bent moet je een beroep kiezen, de bijbehorende leerweg afwandelen en dan maar hopen dat het beroep nog bestaat. Als je spaart voor een pensioen moet je maar hopen dat jij of een partner daar nog van kunnen genieten ook.
De Bijbel roept ons op diverse plaatsen op te leven alsof de dood niet bestaat. Vandaag kun je het eeuwige leven verwerven heet dat dan. Je gelooft dat er een betere wereld op komst is, dat alle tranen ooit gedroogd zullen zijn, dat er ooit een dag zal zijn dat de aarde geen oorlog en geen bloedvergieten meer kent, dat er geen honger heerst en mensen niet meer in armoede hoeven leven. Aan die wereld mag je elke dag opnieuw werken en of jij nu echt wel of niet deel zal uitmaken van die wereld maakt niet meer uit als je door je eigen geloof al iets zichtbaar weet te maken van wat die nieuwe goddelijke wereld zal betekenen. Toch heeft de Spreukendichter gemeend een weg te tekenen naar de toekomst die een wijze zou kunnen gaan. Voor een wijze is de pijn van elke mens tegelijk ook eigen pijn. Elke zieke die je opbeurt, elke bedroefde die je troost geeft vreugde maar wijst ook op de nieuwe wereld die er nog niet is en dat doet pijn.
Het gedeelte uit het boek Spreuken dat we vandaag lezen wijst er op dat elke beslissing voor de toekomst gevolgen heeft voor andere mensen. Jaqueline E. van der Waals, een dichteres die bekend werd met het vers “Wat de toekomst brengen moge” maakte ook een gedicht over de roeping, gelovigen worden immers geroepen. Ze besluit dat gedicht met de constatering dat de toets des Heren is of hij Hem zoekt of zichzelve. Die vraag ligt dus ten grondslag aan de beslissingen die we nemen voor de toekomst. Gaan we voor onszelf, ons eigen geluk, ons eigen vermogen, ons eigen welbevinden, of zetten we ons in voor onze naaste, die we immers lief moeten hebben als onszelf als teken dat we God lief hebben boven alles. Bij de keuze voor de liefde voor onze naaste maakt het niet meer uit of we lang of kort leven, als die naaste maar deel van leven heeft en tot haar recht komt. Op die manier kiezen we voor het eeuwige leven, de dood regeert ons niet meer, het risico dat ons werk niet meer gevraagd wordt bestaat ook niet meer, er zullen immers altijd armen zijn. De keus voor een toekomst in Bijbelse zin mogen we elke dag opnieuw maken. Ook vandaag weer.