Tot rechtvaardigheid zijn ze daar niet in staat

Amos 3:9”“4:3

Na de dood van Koning Salomo is het zo moeizaam door David tot een eenheid gesmede rijk Israël weer uiteen gevallen in twee delen, Juda en Israël. Juda had Jeruzalem tot hoofdstad en Israël had Samaria tot hoofdstad gekozen. Beide rijkjes hadden ook een eigen koning, zo af en toe bevochten ze elkaar maar zo af en toe trokken ze ook samen op tegen buitenlandse vijanden. Zo met eigen koningen en eigen legers leken ze als twee druppels water op de koninkrijken die rondom het voormalige eenheidsrijk gelegen waren. Amos was dan ook begonnen te vertellen hoe het zou gaan met die kleine rijkjes rond Israël en Juda in de ontwikkeling van de grootmachten in het deel van de wereld waar ze mee te maken hadden. Die wereldmachten zouden de kleine rijkjes opslokken en inlijven. Ook Juda en Israël zouden worden opgeslokt en ingelijfd. In het gedeelte dat we vandaag lezen gaat het over Israël.

Samaria had zich kennelijk ontwikkeld tot een prachtige stad. De rijken hadden er winterverblijven en zomerverblijven. De paleizen waren zo ingelegd met het kostbare ivoor dat het wel ivoren paleizen leken. Prachtige huizen complementeerden de stad. Maar de stad werd ook bevolkt door bedelaars, weduwen en wezen die geen middelen van bestaan hadden. De boeren rondom Samaria vervielen de een na de ander tot armoede omdat de rijken weigerden fatsoenlijke prijzen voor hun producten te betalen, ook in onze dagen een oorzaak van hongersnood en armoede al is het in onze dagen ver weg in arme Afrikaanse landen. Rechtvaardigheid is in Samaria niet meer te vinden. Dat je in een samenleving ook samen moet kunnen leven  was men vergeten. In Bijbelse termen wordt dan gezegd dat het Woord des Heren niet meer gehoord werd. Amos roept de leiders van Egypte en de Filistijnen op eens te komen kijken naar de buit die ze zouden kunnen krijgen.

Het zijn de mannen van Samaria die het recht vertreden. Zij zitten in de poort waar vanouds recht werd gesproken en vertrappen het recht van de armen en keuren het onrecht van de rijken goed. Het zijn de vrouwen die de handel drijven, de zwakken onderdrukken en armen mishandelen. Dat is minder vreemd dan het lijkt want al het boek Spreuken wordt de vrouw geloofd die een uitgebreide in en exportfirma heeft opgezet en met strakke hand leidt terwijl haar man zich kan bezig houden met het recht voor de armen. In de dagen van Amos is de zaak omgekeerd. Niet de armen profiteren van de ondernemingsgeest van de wijze vrouw maar alleen de rijken. Ze zorgt niet dat haar man de handen vrij heeft voor het recht van de armen maar dat haar man door het goedkeuren van onrecht de misdrijven van de vrouw ondersteunt, daar moet op gedronken worden. Voor ons blijft de aansporing eerst te zorgen voor de armen, dat bankiers rijker en rijker worden, dat directeuren van bedrijven zich exorbitante salarissen kunnen toekennen moet een waarschuwing zijn. Dat zorgen voor de armen kunnen we elke dag, daar mogen we ook elke dag opnieuw weer mee beginnen, ook vandaag weer, op z’n minst wacht de voedselbank op een bijdrage.

Plaats een reactie