Genesis 22:1-14
Ook tegenwoordig zijn er veel mensen op zoek naar een soort God, de betekenis van iets, of van iets dat na de dood zou kunnen komen, naar iets waar hun geliefden zijn gebleven. Er zal toch wel iets zijn. Er is immers meer tussen hemel en aarde dan het verstand verklaren kan. Ook Abraham was zo’n zoeker. Hij was met zijn vader uit Ur naar Charan getrokken maar was daar niet gebleven. Hij was doorgegaan naar Kanaän omdat hij droomde van een God, van een groot nageslacht te krijgen ook, die dat land zou bezitten. Hij had bij Mamre een verbond gesloten met de koningen van Kanaaän en dat had het hem mogelijk gemaakt zijn neef Lot te bevrijden uit een oorlog. Hij was gastvrij geweest voor vreemdelingen die uit de woestijn opdoken en dat had hem zijn zoon Isaak opgeleverd, zijn tweede na Ismael.
Hij had een priester koning ontmoet en nu was er een koning geweest die van zijn troon was afgedaald om bij hem te komen en met wie hij een bondgenootschap had gesloten, een koning die een geschil over een waterput zelfs op vreedzame wijze had opgelost. Zou dan die koning een godsdienst hebben die op de dienst aan de God van Abraham zou lijken? Het verhaal van vandaag is niet gemakkelijk. Wij kennen geen mensenoffers, we moeten er niet aan denken zelfs. voor ons is het ondenkbaar dat de God van Abraham, Izaak en Jacob mensenoffers zou vragen. De God die Israel uit de slavernij bevrijdde. Maar Abraham kende de 10 geboden nog niet, Abraham was nog zoekende. Wij kennen het verhaal in vertaling en om te beginnen staan er twee namen voor God die in de vertaling wegvallen. De eerste stuurt Abraham op pad om zijn zoon te offeren. Naar de plaats die God, maar dan bij de tweede naam genoemd, heeft uitgekozen.
Abraham gaat op pad en uit zijn antwoord aan Izaak blijkt dat hij er op vertrouwd dat het probleem zich vanzelf zal oplossen. En dat is ook zo, de God van Abraham wil geen mensenoffers en dit verhaal maakt dat overduidelijk. Mensenoffers worden gevraagd door heersers die de jongens, en tegenwoordig ook meisjes, van hun volk in dubieuze oorlogen sturen. Veel ouders in Amerika geloven dan ook dat het God is die hun zoons in Irak deed sneuvelen en niet president Bush. Het is niet zo. God vraagt niet om zoons en dochters de oorlog in te sturen. God vraagt om zoons en dochters te bestemmen voor het goede. Om volken te vormen waar de Wet van Liefde en Recht heerst. Dat vertrouwen stuurde Abraham op weg, en met dat vertrouwen mogen we vandaag aan het werk.