Lucas 13:10-21
Vandaag lezen we een paradijsverhaal. Zo op het eerste gezicht zou je dat niet zeggen. Het gedeelte dat we uit het Evangelie van Lucas lezen gaat toch over een genezing en twee kleine gelijkenissen. Daartussen staat dan nog een soort discussie en een ruzie. Maar toch is het verhaal opgeschreven als een paradijsverhaal. Dat begint al met de opmerking dat Jezus van Nazareth zat te onderwijzen in de Synagoge. Wij kennen toch de meeste verhalen over zijn leren als hij in de buitenlucht staat. De bergrede is een voorbeeld, er is ook een veldrede. Hij stond een keer in een schip met alle toehoorders op de wal. En hij gaat dan ook wel naar de synagoge maar onderwijzen in de synagoge is toch iets bijzonders. Toch was het het ideaal van de Farizeeën, iedereen moest meedoen en op de Sabbath ging het om de Wet van God van Israël. Iedereen moest daarin studeren en daarover mee kunnen praten.
Dat ideaal wordt ook door de eerste Christenen gedeeld. Die Sabbatsdag is een dag waarop we weer wandelen met God, een paradijsdag dus. Voor Christenen de eerste dag van de week, toen na de opstanding er weer met Christus gewandeld kon worden.In het verhaal over het Paradijs uit Genesis ging het mis toen de mensen gelijk wilden worden aan God. Veel Joden geloofden dat God toen besloot de mensen tot dieren te maken, maar dat Adam had gebeden dat niet te laten gebeuren. Die gebogen vrouw leek al een beetje op een viervoeter. Ze was net zo lang gebogen geweest als het volk Israël onderdrukt was zoals het in het boek Rechters werd beschreven. Het volk werd van die onderdrukking verlost door de rechters Ehud en Jefta. En daar komt dan de discussie. Jefta had als prijs zijn dochter moeten doden. Wat dat wat God wil? Niemand wilde daar aan en dus is de genezing het enige dat ons rest en mag daarover een feest gevierd worden.
Op die manier zal dus ook dat Paradijs op aarde weer terugkomen. Dat is de betekenis van de gelijkenissen die verteld worden. Het gaat er helemaal niet om dat we van die grote daden plegen. Gewoon beginnen een hand uit te steken, ook al lijkt dat klein denk dan aan dat mosterdzaadje. Dat is een heel klein zaadje. Als je het in je hand neemt moet je nog uitkijken ook want voor je weet is het weggeblazen. Maar het groeit uit tot een grote struik. In de dagen van Jezus groeiden er mosterdbomen van wel drie meter hoog. Wij kennen ze niet meer zo groot maar er zijn verhalen van reizigers naar Galilea die zich over die grote mosterdbomen verbaasden. Maar die kleine daden van ons, elke dag opnieiw een hand uitsteken naar de minsten, vrijwilligers werk doen in asielzoekerscentra of vluchtkerken, winkelier zijn in de Fair Trade winkel, voedsel sorteren in de voedselbank en noem maar op, maakt dat de wereld beter? Jezus vergelijkt het met zuurdesem, gist, zonder krijg je echt geen eetbaar brood, maar met, zelfs met een heel klein beetje krijg je het brood dat je elke dag nodig hebt. Daar hebben we ook voor gebeden in het Onze Vader. Dus elke dag opnieuw mogen we die liefde om ons heen verspreiden, ook vandaag mag dat weer.