Psalm 59
Er zijn van die momenten in het leven dat het lijkt of de hele wereld tegen je is, alles is zwart, alles mislukt en tegenover iedereen moet je je te weer stellen. Kennelijk hebben de zangers van de Psalm die we vandaag met hen meezingen gedacht dat ook David er zo aan toen moet zijn geweest toen hij vluchtte voor Saul. Hij was getrouwd met de dochter van Saul maar hij was in de oorlogen tegen de Filistijnen zo populair geworden dat Saul hem als een concurent en bedreiging was gaan zien. Saul had daarop soldaten naar het huis van David gestuurd om hem gevangen te nemen zodat David gedood zou kunnen worden. Maar de vrouw van David koos partij tegen haar vader. Ze liet David door een raam ontsnappen en maakte de soldaten wijs dat hij nog lag te slapen in een bed zodat ze tijd genoeg zouden hebben om David te vangen. David vluchtte naar de woestijn en had binnen de kortste keren een klein legertje van tegenstanders van Saul om zich heen verzameld.
De dichter van de Psalm die we vandaag lezen vertrouwt alleen nog op de God van Israël. Drie keer uit hij zijn klachten, zwart is de nacht voor hem, overal wordt hij belaagd, iedereen verspreid leugens over hem. Maar de God van Israël zal hem helpen, ja de God van Israël heeft hem al geholpen. De stellige overtuiging dat God al geholpen heeft zorgde in de loop van de eeuwen voor een hoop verwarring. Het lijkt er op dat alle gebeden altijd en overal verhoord zullen worden. En zo is het maar net niet. Natuurlijk trekt de God van Israël met je mee, maar die God lijdt ook mee. In deze Psalm komt de reis van de diepste ellende naar de redding door de allerhoogste wel drie keer voor. Het maakt duidelijk hoe ellendig de Psalmdichter zich voelt, maar het maakt ook duidelijk dat die ellende niet zo maar voorbij is. Je mag er op vertrouwen dat de God van Israël de goddelozen uiteindelijk op hun plaats zal zetten, hij spot met goddelozen, maar dat gaat niet op afroep of op commande van nietige mensenkinderen.
Het thema van deze Psalm is door Maarten Luther gebruikt toen hij gevangen zat tijdens de vlucht voor de Rooms Katholieke heersers van zijn tijd. Bijna niemand wilde hem opvangen en in het kasteel waar hij opgevangen was moest hij zich verborgen houden onder een schuilnaam om te voorkomen dat trouwe Rooms Katholieken aanslagen op hem zouden plegen. Bij hem leek niet alleen de hele wereld tegen hem, de hele wereld was aanvankelijk ook tegen Maarten Luther. Hij had immers het hart van de Rooms Katholieke Kerk aan de kaak gesteld: de enorme geldstroom die met het bedrog door de kerk gepaard ging. Alsof je bij de Rooms Katholieke Kerk tegen je geld de straf voor je zonden kon kwijtgescholden krijgen. De Rooms Katholieke Kerk heeft niet de macht zonden te vergeven, alleen God kan dat doen en het mooie is dat wij God kennen als een barmhartig en genadig God die de zonden van gelovigen hen niet aanrekent maar vergeeft. Daar hoeven we niet anders voor te doen dan te geloven dat die God onze burcht is. Als iedereen tegen ons lijkt mogen we gewoon volhouden onze naaste lief te hebben als onszelf, mogen we gewoon volhouden te hongeren en dorsten naar gerechtigheid, elke dag opnieuw, ook vandaag.