Psalm 20
Vandaag zingen we een wenslied voor de Koning. We wensen zoveel keren per dag een ander het beste toe dus waarom onze nieuwe Koning zomaar op het eind van een week niet het beste toewensen. Ja, zeg nu zelf, hoe vaak op een dag zeg je niet Goedemorgen of Goedemiddag of Goedeavond. Telkens als je dat zegt wens je iemand toe dat het een goede morgen, middag of avond wordt. Hoeft namelijk helemaal nog niet een goede morgen, middag of avond te zijn. Zelfs als mensen in diepe rouw zijn kun je ze op die manier begroeten. Nu is onze wens dat het leven zich ten goede keert vaak ondoordacht uitgesproken. Zelfs als een dokter iemand moet vertellen dat de patient ongeneeslijk ziek is en binnenkort dood zal gaan begint de dokter met goede morgen, middag of avond. Maar die dagdelen willen dan, zeker op de dag van het gesprek, even niet meer goed worden na zo’n slecht nieuws boodschap. Ook de directeur die zijn personeel moet medelen dat het bedrijf failliet is en iedereen werkloos wordt begint zijn toespraak met goede morgen, middag of avond.
Het lied dat we met deze Psalm meezingen wenst niet zo onderdacht. Het is geen slijmen bij de Koning dat we doen. Dat blijkt zeker als we het tweede deel van het lied zingen. We wensen de Koning al het beste toe, maar het beste is niet zomaar in het algemeen het beste. Het beste is de hulp en de bescherming van de God van Israël. Dat is ook hier de echte Heer, de Koning is ook maar een mens temidden van alle mensen op aarde. En de mensen op aarde vertrouwen voor het vervullen van hun wensen op macht en geweld, op paarden en wagens in de taal van de Bijbel. Vrede zou je dan krijgen door onderwerping, ze buigen en vallen ter aarde. Onderwerping is niet de weg die de God van Israël ons wijst. Op die Weg is de Koning een dienaar van zijn volk, beschermer van de zwakken en de armen. Zo komen die mooie wensen uit het eerste deel van deze Psalm er toch iets anders uit te zien.
De hulp die van Sion verkregen kan worden is de Wet die in de Tempel op de berg Sion wordt bewaard. Die Wet gaat over het houden van je naaste als van je zelf. Die Wet is de meest sterke hulp die een Koning zich kan wensen. De offers die worden gebracht zijn een teken van de bereidheid te delen, te delen met de Priesters en Levieten die recht spreken in het land en te delen met de armen en de vreemdelingen die in het land wonen. Een Koning die dienaar is van het volk maakt plannen om de armen te bevrijden van hun armoede, de hongerigen te voeden, de naakten te kleden en de daklozen zonder huis van een huis te voorzien zegt de profeet Jesaja. Zo’n Koning moet een overwinning op zichzelf behalen, niet de Koning moet vereerd worden, maar de Koning moet vereren en wel de God van Israël. Mensen die hun hele leven op die manier inrichten vormen volgens Paulus een volk van Koningen en Priesters. Tot dat volk kun je elke dag opnieuw gaan behoren, ook vandaag weer, het is het juichen en zingen meer dan waard.