2 Samuel 22:21-51
Deze Psalm van David, die dus als Psalm 18 ook in het boek van de Psalmen is terug te vinden, heeft altijd veel indruk gemaakt. Vooral in moeilijke tijden in de Kerkgeschiedenis viel men terug op deze Psalm van David. De ervaringen van leed en ellende die op een poëtische manier worden bezongen zijn heel concreet terug te vinden in de beide boeken van de Profeet Samuël. Het is daarom niet verwonderlijk dat iemand als de hervormer Maarten Luther teruggreep op deze Psalm toen hij zijn relatie met de God van Israël beschreef als de relatie van iemand die een burcht bewoont, een kasteel met zulke dikke muren dat de vijanden er onmogelijk doorheen kunnen. Dat beeld kunnen we ook terugvinden in deze Psalm. Samen met de uitgangspunten die Maarten Luther voor de beschrijving van zijn geloof in de God van Israël hanteerde.
Dat uitgangspunt is eigenlijk heel eenvoudig. Als je wandelt in het leven volgens de Weg die de God van Israël heeft gewezen dan zul je uiteindelijk ingaan in het beloofde land, het land waar alle tranen gedroogd zullen zijn. Als je afwijkt van die Weg dan kan het wel lijken of het goed gaat maar dan zul je uiteindelijk merken dat alleen leegte en ellende je deel zijn geweest. Alleen door het geloof kom je dus in dat beloofde land. Als je zelf iets denkt te kunnen ondernemen dat zal je dat niet verder brengen. Dat klinkt belachelijk, wij zijn het immers die opgeroepen worden onze naaste lief te hebben als onszelf. Als dat nergens voor helpt waarom zouden we dat dan nog doen? Nu ook het antwoord op die vraag is duidelijk, het helpt namelijk de naaste en pas in een wereld waarin iedereen gelukkig is kunnen alle tranen gedroogd zijn. Die hulp aan de naaste helpt jou dus niet, maar wel alle andere mensen en God zet ze dag in dag uit op je weg.
De Weg van de God van Israël is de Koninklijke Weg, de Weg van de Koning die intocht houdt in zijn Koninkrijk. Dit motief vindt je tal van Psalmen terug en ook de profeten grijpen op dat beeld terug. Vooral als ze willen beschrijven hoe het zal gaan met de ballingen in Babel, die weggevoerd waren omdat ze andere goden nagelopen waren. Tot inkeer gekomen mochten ze uiteindelijk terug om een nieuwe poging te wagen met dat land Kanaän om dat als land overloeiende van melk en honing in bezit te nemen. De verleiding van andere goden, goden van macht, goden van vruchtbaartheid, goden van aanzien, goden met mooie liederen en gewaden, goden met mooiere tempels als de lege tempel in Jeruzalem, is groot, is ook vandaag nog groot. De idolen in onze samenleving brengen altijd nog meer mensen op de been dan de slachtoffers van burgeroorlogen. Wie deze Psalm van David echt mee durft te zingen zal zich kwaad kunnen maken op het gebrek aan mededogen die slachtoffers van geweld kunnen oproepen. Dat kwaad maken helpt niet hebben we van David kunnen leren. Een hand uitsteken naar de slachtoffers, naar de minsten helpt wel. Dat mogen we elke dag opnieuw doen, ook vandaag weer.