Romeinen 14:1-12
Het staat er echt: l”aat iedereen zijn eigen overtuiging volgen”. Niet eens als een terloops tussenzinnetje, dat misschien anders uitgelegd moet worden, maar Paulus geeft aan de gemeente in Rome een opsomming van voorbeelden waarbij de een zus gelooft en de ander zo. Hij stelt dat je elkaar daarin niet mag veroordelen. Zo zijn er allerlei verschillende voedselvoorschriften mogelijk, zelfs overtuigde vegetariĆ«rs woonden kennelijk in Rome, zijn er allerlei verschillende feestdagen mogelijk en hebben mensen allerlei verschillende gewoonten. In die eerste Christengemeenten was dat natuurlijk te verwachten. In het uitgestrekte Romeinse Rijk, dat al een aantal eeuwen had bestaan, waren mensen uit alle windsteken door elkaar gaan wonen. Rome was het centrum van het rijk en daar woonden echt mensen overal vandaan, uit de hele bewoonde wereld zouden we tegenwoordig zeggen. Zelfs steden als Amsterdam en Rotterdam kennen vandaag de dag niet zoveel vreemdelingen, niet in aantal en niet in aantal nationaliteiten, als het Rome uit de dagen van Paulus. Als je dan echt een ander soortige samenleving moet gaan vormen dan doe je er verstandig aan elkaar niet te veroordelen op grond van opvattingen en gewoonten maar elkaar te toetsen en te onderhouden op de Liefde voor elkaar. En waarom zou de Bijbel niet actueel zijn? Is het vandaag de dag ook niet nodig in buurten en wijken elkaar niet te veroordelen op grond van geloven en gewoonten? Is het ook daar juist niet nodig elkaar aan te spreken op zorg voor elkaar? Is het juist in wijken van zeer gemengde samenstelling niet nodig elkaar aan te spreken op het gebod elkaar geen aanstoot te geven en niet te ergeren? Dat is gedrag dat je zelf moet vertonen volgens Paulus en waarop je elkaar mag aanspreken. Dat zijn overigens geen regels die binnen kerkgebouwen of onder leden van dezelfde kerk gelden. Dat zijn regels die horen bij de Christelijk Humanistische traditie die ons hele land heeft gevormd. Wie daar een beroep op doet mag aangesproken worden op de regel dat je elkaar niet moet veroordelen, geen aanstoot moet geven en andersdenkenden niet moedwillig moet ergeren. Als je je met elkaar op die manier opstelt ontstaat er ruimte om met elkaar problemen op te lossen. Dan durven buurtvaders in de buurt toezicht te houden op de jeugd. Dan zijn buurtmoeders bereid elkaar te helpen weg wijs te worden in een ingewikkelde samenleving en allerlei taal en begripsproblemen op te lossen. Dan zijn er vrijwilligers te vinden voor de buurtcentra en de sportverenigingen. Dan krijgen we een heel klein beetje te zien van wat in de Bijbel heet “het Koninkrijk van God”