1 Samuel 24:1-23
Het is geen toeval, het is hetgeen je toe valt in het leven. Mensen willen vaak graag greep hebben op het leven en ontkennen daarom dat er onverwachte en onverklaarbare gebeurtenissen zijn. Toeval bestaat niet. Maar die onverwachte en onverklaarbare gebeurtenissen zijn er wel. Soms vallen ze achteraf te beredeneren. Maar nog vaker zijn er zoveel ontelbare zaken die de gang van ons leven bepalen dat er van redeneren en verklaren niets terecht komt. Gelovigen wijzen dan op hun God die het al zou besturen. Nu zijn er naast goede en welkome zaken ook kwade en onwelkome zaken die je in het leven kunnen toevallen. Niemand immers weet wanneer een geliefde zal sterven, niemand wenst ook dat een geliefde voortijdig zal sterven. Toch gebeurt het dag in dag uit dat mensen hun partner verliezen, dat ouders hun kinderen verliezen en kinderen hun ouders. Is het de God die dat bestiert? We moeten er niet aan denken dat er een God is die de dood van geliefden wil, of de dood van je kinderen. Dat God een grens aan het leven heeft gesteld is al meer dan genoeg.
We moeten dus heel voorzichtig zijn God allerlei gebeurtenissen in het leven in de schoenen te schuiven. David bijvoorbeeld in ons verhaal laat het uit zijn hoofd de God van Israël verantwoordelijk te maken voor de schijterij van Saul. Want daar gaat dit verhaal om. David heeft zich verscholen in een van de grote grotten in de woestijn rond de Bokkenbron, Engedi. Met 600 man zit hij achterin een grot als Saul met 3000 soldaten naar hem op zoek gaat. Maar Koning, Keizer, Admiraal, hun behoefte doen moeten ze allemaal. Zelfs Saul die met kop en schouders boven een ieder uitsteekt moet achter een muurtje bij de ingang van een grot zijn voeten bedekken zoals er zo netjes in het Hebreeuws staat. De mannen van David zien er de hand van de God van Israël in. Hier is de kans om van Saul verlost te worden, Saul kan gedood worden. Maar David kijkt wel uit. Hij heeft de richtlijnen van de God van Israël en die moeten in elke situatie worden toegepast. “Gij zult niet doden”schalt het door zijn hoofd. Dit is immers zelfs de gezalfde van God. Daarom snijdt hij alleen een reep van de mantel. Het bewijs dat hij het goede wil doen.
Dat hij daarmee het koningschap van Saul zich toeëigent kan hij niet weten. Toen Saul een reep van de mantel van Samuël scheurde kreeg Saul te horen dat op die manier zijn koningschap van hem afgescheurd zou worden. En Saul kan nu niet anders dan beamen dat David de wettige koning van Israël zal worden. Nederig vraagt hij David om tenminste zijn familie de kans te geven voort te leven zodat zijn naam niet verloren zal gaan. En David kan niet anders dan daar in toe te stemmen. Zo gaan beiden uiteen. Gaan ze nu als vrienden verder? Is het conflict uit de wereld? Het lijkt er niet op. Saul gaat terug naar het hof, hij is weer de koning die hij was. David trekt met zijn mannen verder de woestijn in. Hij is weer de vluchteling die hij was. De ontmoeting was hen beiden toe gevallen en had hen beiden het leven geschonken. Zo mogen ook wij met al die zaken die ons toe vallen omgaan. Het goede blijven doen en niet dan het goede. Verdriet hebben om hen die ons ontvallen, troosten hen die verdriet hebben om hen die hen ontvallen zijn. De zieken verzorgen, de naakten kleden, de hongerigen voeden. Toevallig mag dat elke dag opnieuw, ook vandaag weer.