1 Samuel 23:14-28
Angst is een slechte raadgever. In de Bijbel staat op tal van plaatsen en in zeer verschillende bewoordingen het “Vrees niet”. In het gedeelte dat we vandaag lezen is David degene die bang is. En niet ten onrechte zo blijkt. Hij heeft zich in een woestijn verborgen met zijn zeshonderd soldaten. Dat kan niet onopgemerkt blijven. Zelfs zijn vriend Jonathan, de zoon van Saul, weet hem te vinden. Het is een hartelijk bezoek. De banden die de twee hadden gebonden worden nog eens aangehaald en bevestigd. Het is Jonathan die zijn vriend een hart onder de riem steekt en bemoedigt. David hoeft echt niet bang te zijn dat Saul hem zal overwinnen. De toekomst ziet er volgens Jonathan anders uit. David zal koning worden en Jonathan zal zijn eerste minister worden. Met die belofte gaan de vrienden weer uiteen. Maar David is er niet gerust op. De inwoners van de woestijn Zif ook niet. Een legertje vrijbuiters in je buurt is altijd een risico. Ze moeten eten, zoeken vertier en aangezien er niemand is die ze betaalt zullen ze moeten plunderen. De Zifieten gaan dus naar Saul.
Maar Saul heeft al eens voor gek gestaan. David is zeer slim en niet zomaar gevangen. De Zifieten moeten daarom zorgvuldig nagaan waar dat legertje vrijbuiters hun onderkomen heeft en waar hun schuilplaatsen zijn. Als Saul dan goed op te hoogte is gaat hij op pad. David heeft inmiddels inderdaad een nieuwe schuilplaats gevonden. Hij is nog verder de woestijn in getrokken. Steeds verder van de bewoonde wereld vandaan. In een berggebied waar nog nauwelijks iets wil groeien. Het leger van Saul, goed gevoed en goed getraind met een achterland dat hen voorziet van eten en drinken, loopt daarom ook snel in op David. Maar als Saul op het punt staat met zijn leger David gevangen te nemen wordt het leger van Saul weggeroepen omdat er een leger Filistijnen misbruik dreigt te maken van de afwezigheid van de Koning. David wordt dus gered door de Filistijnen. Zoiets kun je niet voorspellen. Voor de latere lezers van het verhaal was het een bewijs dat de God van Israël gebruik maakt van alles in de wereld om de zijnen te helpen. De plek waar het gebeurde krijgt een naam zodat men zich het kan blijven herinneren: “Rots van de verdeling”.
Ook wij zijn vaak bang als het om ons geloof in de God van Israël gaat. Zeker in een wereld die steeds vijandiger lijkt te staan tegenover het geloof en kerkelijke instituten. En natuurlijk moet je niet zo flink willen zijn voortdurend over jouw goede geloof te praten en het ongeloof van de anderen te veroordelen. Van alleen praten is nooit iemand beter geworden. Getuigenis afleggen van je geloof doe je door te doen wat God van ons vraagt, je naaste liefhebben als jezelf. En als je je bezig houdt met het helpen van de zwaksten, opkomt voor de minsten, dan hoef je inderdaad niet bang te zijn. Dan zul je zien dat uiteindelijk de mensen die het goede zoeken je gaan bewonderen. En als je dan gevraagd wordt hoe je dat volhoudt dan kun je vertellen over je geloof. Dan vertel je misschien hoe zelfs een David rond moest trekken in de woestijn achtervolgd door zijn eigen koning omdat hij nu eenmaal het goede wilde doen en niet dan het goede. Want tot het goede doen zijn we geroepen. Daar mogen we elke dag weer opnieuw mee beginnen. Ook vandaag weer.