1 Samuel 16:1-23
Wie meegelezen heeft met het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap, dat we ook hier volgen, heeft gelezen dat het God berouwde dat Saul tot koning werd gezalfd. God trok zijn handen van Saul af. Het volk Israël moest het volk van de God van Israël blijven. Dat volk had een koning gevraagd maar wilde het bondgenootschap met de God van Israël echt tot ontwikkeling kunnen komen dat moest die koning een koning naar het hart van God zijn, een koning die het volk bevrijden zou van de invloeden van de omringende Heidense volken. De profeet Samuël wordt er daarom op uit gestuurd om een begin te maken met de komst van een dergelijke koning. Isaï in Bethelehem uit de stam Benjamin is de vader van die toekomstige koning. En Israï stelt vol trots zijn zeven zonen voor, een voltallig span zonen. Maar geen van hen is de gezochte. Nu was er nog een achtste zoon, eigenlijk overbodig dus, die was als herder in diezelfde landstreek. De God van Israël kiest altijd de minste, de meest onverwachte en zo ook hier. Temidden van zijn broers wordt deze zoon tot koning gezalfd.
De nieuwe Koning is dus eerst herder en broer en daarna pas Koning. Zo staat het er niet voor niks. Dat het een knappe jongen is lijkt meegenomen maar is niet essentieel. God kijkt niet langer naar iemand die er met kop en schouders boven uit steekt, zoals bij Saul het geval was geweest, maar naar wat voor persoon iemand is. In dit geval iemand die kan zorgen voor de zwaksten, zoals een herder moet zorgen voor schapen en lammeren en iemand die weet heeft van samenwerking. Als broer overleef je niet als je niet weet samen te werken. David zal het verhaal van Jozef en zijn broers gekend hebben. Nu moet David nog naar het hof, leren om koning te worden. David weet overigens niet dat de God van Israël Koning Saul heeft verworpen net zo min als Saul zal weten dat David al tot koning is gezalfd. God kan goede en kwade geesten zenden zegt de Bijbel hier. We moeten dus oppassen al te gemakkelijk iemand te beschuldigen van de duivel bezeten te zijn. De kwade geest heeft als doel het mogelijk te maken dat David spelenderwijs aan het hof komt.
David wordt de wapendrager van Saul. Hij wordt de knecht die Saul er toe had gebracht zich in de zoektocht naar de ezelinnen van zijn vader tot de profeet Samuël te wenden. De muziek die David maakt verdrijft dan ook de kwade geesten. Dat was ook de bedoeling van de muziek die veel en veel later bij de Tempel van Salomo zou worden gemaakt. Daarom werd ook die muziek voor een groot deel aan David toegeschreven. Het effect was zo groot dat David permanent aan het hof van Saul mocht blijven. Hij was nu dus een krijgsman, bracht rust bij onrustige mensen, had inzicht in het Woord van de God van Israël, een knappe verschijning en had de God van Israël aan zijn zijde. Hij was het spiegelbeeld van Saul geworden. Saul zal ook iets van zichzelf in deze herder uit Betlehem hebben herkend. Hij was zelf immers achter de ploeg vandaan gehaald om Israël van de plaag van de Filistijnen te bevrijden. Voor ons is belangrijk dat we er bij het kiezen van onze bestuurders op letten of ze herder kunnen zijn, dienstbaar aan de zwaksten, en broeder kunnen zijn, zich de gelijke weten van de mensen over wie ze moeten besturen. Want zulke bestuurders zoekt de God van Israël ook vandaag nog.