1 Samuel 4:1b-22
Hoogmoed komt voor de val. Op een andere manier kun je het verhaal van vandaag niet samenvatten. Het verhaal over de geschiedenis van Israël heeft ons van het boek Rechters gebracht naar het eerste boek Samuël. Dat in de Christelijke Bijbel het boek Ruth tussen Rechters en het eerste boek Samuël staat is een foutje, dat boek Ruth is een heel ander soort boek en hoort niet bij de profetische boeken die de boeken Jozua, Rechters en Samuël zijn. Daar wordt verteld hoe de God van Israël en zijn volk met elkaar om zijn gegaan. Dat wordt daar zo verteld dat ook wij er nog wat van kunnen leren en in elk geval gewaarschuwd zijn. Uit het boek Rechters herinneren we ons dat om de zoveel tijd de Filistijnen de oogst van de boeren van Israël kwamen roven. Telkens stond er dan een Rechter op die het volk bevrijdde van de plunderingen en de rovers en weer rust in het land bracht. In het verhaal van Samuël is die tijd voorbij. Het wordt tijd voor het Heiligdom van de God van Israël. Maar het volk slaat er geen acht op.
In dat Heiligdom zijn een oude blinde Hogepriester en zijn twee schurkachtige zonen de baas. Maar er loopt ook een jong priesterventje rond, geen familie van de priesters, die wijze woorden spreekt en de mensen graag helpt. Hij heeft het Heiligdom weer een beetje aanzien gegeven. Zoiets geeft de burger moed. Een beetje trots op je eigen land doet je sterk voelen. Zeker tegen vermeende vijanden, al die vreemden die jouw eten op komen maken. Het wordt tijd dat die worden aangepakt en als het imago van jouw land en jouw God weer een beetje glans vertoont dan kun je dat waarmaken ook. Zo vormen de Israëlieten een leger en trekken ze op naar de grens tussen Israël en het land van de Filistijnen. Maar er gaat iets niet goed. De Filistijnen winnen en vierduizend Israëlische soldaten sneuvelen. Kennelijk had men de glans van het Heiligdom onvoldoende laten schitteren. De Ark moet worden gehaald. Als jouw God zichtbaar aan jouw zijde vecht dan wordt het toch wat nietwaar? Dat in die Ark het gebod “Gij zult niet doden” wordt meegedragen ontgaat Israël.
De Filistijnen reageren zoals verwacht, ze worden bang. Dat wil niet zeggen dat Israël gelijk had. De schrijver van het verhaal wil ons vertellen dat het volk Israël op dezelfde manier dacht als de Filistijnen, heidenen bij uitstek. De Filistijnen verzamelen nog eens extra hun moed voor de volgende slag en zijn extra gemotiveerd, tegen een geheim wapen als een God moet je extra je best doen. Het kost dertigduizend soldaten uit Israël het leven. De Filistijnen maakten de Ark buit, de twee priesterzonen sneuvelden ook en Eli, zittend op de plaats waar recht werd gesproken, de stadspoort, schrok zo van het bericht dat ook hij stierf. Ook de schoondochter van Eli stierf in het kraambed. Er werd weliswaar een zoon geboren maar het verlies van de Ark was ernstiger. Wie veel en veel later, toen het volk in ballingschap ging, dit verhaal las zou het hebben kunnen meevoelen. Duidelijk wordt dat God nooit vanzelfsprekend aan jouw kant staat. De Filistijnen vielen niet aan. Wraak voor eerdere aanvallen is geen reden een oorlog te beginnen. De God van Israël is een God van vrede en een God van recht maar als je de plaats van het recht inruilt voor het slachtveld dan loop je de kans geslacht te worden. Dit verhaal leert ons dat het belangrijker is aan vrede en recht te werken, elke dag opnieuw, te beginnen in onze eigen plaats, maar als het even kan tot aan de einden van de aarde. Ook vandaag weer.