1 Samuel 5:1-12
Het vorige hoofdstuk eindigde met de geboorte van Ikabod, kleinzoon van de Hogepriester Eli, op de dag dat Eli en de zonen van Eli stierven en de moeder van Ikabod in het kraambed stierf. Ikabod betekent “de eer is weg” en dat slaat op het verlies van de Ark van het verbond aan de Filistijnen. Die geheimzinnige kist ging alleen op reis. We beginnen daarbij te lezen in een bijzonder stukje Oude Testament, de avonturen van de Ark van het Verbond. Tot nu stond die Ark in de Tent van het Verbond. De Ark bewaarde de herinnering aan de Horeb waar het volk, midden in de woestijn, de richtingwijzers van de God van Israël had gekregen. In steen gegrifd zodat het nooit verloren kon gaan. De macht van die God werd in die kist uitgedrukt door de bloeiende staf van Hogepriester Aäron en de koperenstaf met een slang die Mozes daar had neergelegd nadat het kijken naar die slang het volk had behoed voor giftige slangebeten. De Ark was dus niet een godenbeeld, maar als je wilde weten wie de God van Israël was dan had die Ark daar een verhaal over.
De Ark werd geplaatst in de Tempel van Dagon in Asdod. Dagon was een vruchtbaarheidsgod, zo’n echt Kanaaänitische godheid waar de Bijbel zeer tegen te keer gaat. Nog in de tijd van de Makkabeeën werd Dagon als machtiger dan de God van Israël afgeschilderd. Israël had toen te lijden van een wrede Griekse bezetting. Over Dagon in Asdod hadden ze dus nog een prachtig verhaal. Die was als Goliath later voorover op zijn gezicht gevallen, zoals een onderdaan zich uitstrekte voor de machtigste koning van het land. Toen dat niet hielp was Dagon onthoofd en onthand. De inwoners van Asdod kregen op hun gat. Alle vertalers zijn het er sinds de statenvertaling over eens dat er hier gesproken wordt over Aambeien waarmee de inwoners van Asdod gestraft werden. Een grotere vernedering kon je ze niet aandoen.
De ene na de andere Filistijnse stad kreeg te maken met de Ark van het Verbond, de geheimzinnige kist waar de richtlijnen voor een menswaardige samenleving in bewaard werden. Maar de aambeien vlogen rond, de Filistijnen kregen een geweldig pak voor hun broek en werden doodsbenauwd voor die rare kist die nergens de trekken had van een fatsoenlijk godenbeeld. We kunnen nu smakelijk lachen om het verhaal en dat is ook precies de bedoeling. De richtlijnen voor de menswaardige samenleving, niet doden, niet stelen, niet liegen, elkaar in elkaars waarde laten, bevrijden je ook van angst voor je vijanden. Dat nastreven van macht, dat aanbidden van goud en glitter, dat is eigenlijk alleen maar lachwekkend. Ook de rijkste ondernemer en de machtigste dictator kan aambeien krijgen en krijgt dan echt moeite met het zitten op een gewone stoel. We moeten die richtlijnen niet ronddragen om er anderen mee te verslaan en te laten zien hoeveel beter we zijn dan een ander. We moeten die richtlijnen in ons hart laten graveren en ze tot een bron van ons handelen maken. Dan zullen we leven en als we het samen doen dan krijgen we pas een echte samenleving. Wij kunnen er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.