1 Tessalonicenzen 2:13-16
Wat moet je met een dominee die zegt dat je gerust in God kunt geloven ook al bestaat God niet. Die dominee heeft overigens gelijk. Zijn opvatting gaat zelfs terug op kerkvaders als Augustinus. Gelovigen in het begin van onze jaartelling die nog maar net van al die nieuwe begrippen hadden gehoord waar bijvoorbeeld Paulus over schrijft aan de gemeente in het Griekse Tessalonica. De Grieken daar geloofden dat de goden op de berg Olympus woonden en dat ze zo af en toe in mensengedaante naar de mensen kwamen om zich daar te vermaken. De God van Paulus was niet zo’n God. De manier waarop je over God kunt praten is dus ook niet de manier waarover de Grieken over het God spraken. In de Griekse filosofie speelde het begrip “zijn” een belangrijk rol. Aan het “zijn” kun je aard en eigenschappen en eigenlijk ook het doel van al het bestaande afleiden. Maar, zeiden de latere filosofische gelovigen, over onze God kunnen we helemaal niets zeggen als het over het “zijn” gaat, aan het “zijn” van God kunnen we zijn aard en eigenschappen helemaal niet afleiden en onze God heeft al helemaal niet een doel van zijn bestaan waarover wij iets zouden kunnen zeggen, onze God openbaart zich hooguit in zijn woord. “Dan bestaat die God van jullie niet”, was het antwoord van die oude Griekse filosofen. En dat was waar moesten de gelovige filosofen erkennen. God ging al het bestaande te boven, God was niet een “zijnde” zoals de filosofen beschreven, God was God, en als mensen vragen naar het bestaan van God dan is het enige juiste antwoord dat God niet bestaat. God is liefde en niets dan liefde en die Liefde komt tot uiting in de manier waarop mensen met elkaar omgaan, in de manier waarop mensen samen hun samenleving inrichten en de manier waarop de armsten, de zwaksten, de minsten een plaats in die samenleving krijgen. Daarmee werd de beweging van Jezus van Nazareth, die op die manier in God geloofde, een voortdurende kritiek op de bestaande samenleving. Dat hadden ze in Israel al niet leuk gevonden. De prediking van Jezus van Nazareth dat je iedereen lief moest hebben, zelfs je vijanden en dat iedereen een plaats in de samenleving moest hebben, zelfs de vreemdelingen, had uiteindelijk geleid tot zijn dood aan het kruis. Als dat het leidende beginsel in de samenleving moest worden bleef er voor de bestaande machthebbers, zowel de religieuze als de wereldlijke, niet anders over dan die “Koning der Joden” ter dood te brengen. De Grieken reageerden al niet anders. Een voortdurende kritiek op de bestaande samenleving van mensen die het niet alleen zeggen maar ook doen kun je niet tolereren. Dan moet je de noodtoestand afkondigen, demonstraties verbieden en mensen in de gevangenis stoppen. Dat gebeurde toen en dat gebeurd nog tot op de dag van vandaag. Alleen zijn de kerken aangepast aan de ordelijke wereldse samenleving en hebben zich over het algemeen neergelegd bij de zogenaamde scheiding tussen Kerk en Staat. Over de “God die niet bestaat” praat dus bijna niemand meer. De God van velen is een Griekse God geworden die niet meer op de berg woont maar in “de Hemel”, een plek boven de wolken waar Hij overigens niet gevonden kon worden door de ruimtevaarders van onze tijd. Juist die ruimtevaarders bewezen het gelijk van de oude kerkvaders die het opnamen tegen de Griekse filosofen. God is Liefde, en liefde bestaat in ons handelen. Paulus had de Christenen vervolgd en toen het licht gezien. Hij wist als geen ander hoe mensen van de Liefde kunnen lijden als ze in het verhaal van die niet bestaande God en Jezus van Nazareth willen meedoen. Griekse goden, waar je beelden van kunt maken en die je kunt opsluiten in Tempels vol rituelen, zijn voor machthebbers in wereld en religie veel gemakkelijker. Die machthebbers ontlenen hun macht aan die goden en wee hen die de macht aan de Liefde toekent. Misschien dat wij dat nog durven.