Jesaja 35:1-10
Vandaag lezen we een stukje uit de Bijbel dat in kerken heel beroemd is geworden. Dat komt met name door dominee J.J.L. ten Kate. Die leefde in de negentiende eeuw en maakte een heleboel gedichten. Het gedeelte dat we vandaag lezen inspireerde hem tot het gedicht “de dorre vlakten der woestijnen zal zich verheugen eindeloos, de zandzee zal herschapen schijnen want bloeien zal zij als een roos”. Het werd een zeer populair kerklied dat in 1938 als gezang 111 werd opgenomen in de zangbundel van de Hervormde Kerk. Toen in 1973 het liedboek voor de kerken uitkwam was het lied daaruit verdwenen. Want hoewel de springende lammen, de sprekende stommen, de ziende blinden en de horende doven er ook in voorkwamen was er één element niet aanwezig. Dat moedeloze volk dat sterk moet zijn en niet moet vrezen, dat moet vertrouwen op Gods wraak, op Gods vergelding.
Want de vrolijke melodie die bij het lied van dominee ten Kate was gemaakt paste niet bij de plaats die Jesaja aan zijn lied over de wildernis had gegeven. Jesaja plaatst het visioen midden in het verhaal over de ballingschap. In het gedeelte dat hier pal voor staat beschrijft hij wat er van de aarde is geworden, een bloeddoordrengte vruchteloze aarde waar niets meer aan te beleven valt. Een aarde zoals wij dezer dagen in Syrië zien ontstaan. Maar volgens Jesaja zal het daar niet bij blijven. De ballingen zullen weer naar huis keren. Het verwoeste Jeruzalem en de Tempel zullen weer opgebouwd worden. De wilde dieren zullen er verdwijnen. We weten dat na de ballingschap er zelfs leeuwen in Israël rondliepen die mensen aanvielen die naar de verlaten streek waren gedeporteerd. Het is dus een lied van hoop dat Jesaja ons laat zingen.
Die hoop is duidelijker terug te vinden in een lied dat Huub Oosterhuis dichtte bij dit Bijbelgedeelte:Â “De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen juichen, de rotsen die staan vol water, maar dicht, de rotsen gaan open”. In het laatste couplet zet hij het ook voor ons in een toekomstperspectief als hij schrijft over een stem die ons zal roepen “dode, dode sta op” over de hand die ons zal wenken. Al de ellende die ons overkomt, die volken als dat van Syrië overkomt zijn geen natuurwetten. Tegen die dodende ellende mogen we opstaan. En in dat beeld van hoop passen weer de huppelende lammen, de sprekende stommen, de horende doven en de ziende blinden. Antoine Oomen componeerde een prachtige pianopartij bij het lied van Oosterhuis. Die pianopartij is zo mooi dat we het lied niet zo vaak zullen zingen als ooit de “dorre vlakten” van Ds.ten Kate was gezongen. Maar de hoop van Jesaja mag ook ons in beweging zetten. Want als wij elke dag opnieuw beginnen te leven volgens de regel van heb uw naaste lief als uzelf, dan zal de woestijn gaan bloeien, dan breekt eindelijk de vrede aan, daar mogen we ook vandaag weer aan beginnen.