Spreuken 22:1-16
Wie een arme onderdrukt maakt hem rijk en wie een rijke geld geeft zorgt ervoor dat hij gebrek lijdt. Op het eerste gezicht klinkt ons dit als grote onzin in de oren, maar wie in de wereld om zich heen kijkt ziet dat het werkelijkheid is. Karl Marx wordt altijd als de eerste gezien die opmerkte dat de onderdrukte en uitgebuite massa eerst echt moest lijden voordat het in opstand zou komen. De Bijbel ging hem ver voor. We lezen het vandaag in het Spreukenboek maar ook de bevrijding uit het slavenhuis in Egypte begon met het geroep en geklaag van het volk Israƫl dat door God werd gehoord en waardoor het proces van bevrijding op gang kwam. De sociale verhoudingen, de verhoudingen tussen arm en rijk zijn daarom een wezenlijk onderdeel van de Bijbelse boodschap en we lezen er vandaag over in het gedeelte dat we uit het Boek Spreuken lezen.
Er is algemeen bewondering voor mensen die zich inzetten voor de zwaksten in de samenleving. Iedereen kent nog de naam van majoor Bosschardt van het Leger des Heils en zelfs Franciscus van Assisi die in de Middeleeuwen leefde wordt gekend om zijn afzweren van rijkdom en inzet voor de armsten in zijn samenleving. Het voorbeeld dat hij gaf wordt tot vandaag door mensen gevolgd. Al die mensen die zich hebben ingezet voor de minsten in de samenleving en die zich ook vandaag nog inzetten weten dat die armen geen anderen zijn dan zijzelf maar dezelfde mensen als zijzelf zijn. De minsten helpen kan alleen als je in wezen jezelf helpt. Daarom heet het in de Bijbel dan ook dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, je naaste is net zo goed een kind van God als jij dat bent, voorwerp van liefde.
Het klinkt overigens mooi dat als je bescheiden bent en maar goed bent voor je naaste je wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. Maar dan lees je de Bijbel toch niet helemaal goed. Rijkdom is in de Bijbel niet te meten in goud en zilver of in edelstenen. Rijkdom is in de Bijbel te meten in liefde en liefde neemt toe naarmate die meer nodig is en eer heb je van je werk als je er echt in slaagt een ander te helpen, weer een plek in de samenleving te geven, op weg te helpen. Je leert dan te leven of je eeuwig leeft want de dood is niet meer iets dat je handelen bepaalt. Het Spreukenboek heeft van die kleine terloopse uitspraken die in onze samenleving extra aandacht verdienen. Wie leent is de slaaf van wie uitleent. In onze samenleving brengt al het lenen van mensen onze welvaart in gevaar. We zijn niet alleen een slaaf van de banken en hypotheekverstrekkers we lijken soms wel slaven van het lenen zelf te zijn geworden. Daarom heet het vandaag, leen niet. Zorg ook dat anderen niet meer lenen. Gelukkig mogen we elke dag opnieuw voor de armsten in onze samenleving gaan zorgen, ook vandaag weer.