Ezechiël 16:35-43
Een keihard stuk dat we vandaag uit de Bijbel lezen. Er is niks zoetsappigs of zachtaardigs bij. En het zou misschien nog kunnen als er iemand kwaad was om het gruwelijks dat zij had gedaan. Een moordenares van kinderen bijvoorbeeld. Daar gruwen we zo van dat kranten en televisieprogrammas ons niet genoeg aan gruwelijke details kunnen voorschotelen. Vanouds worden aan die gruwelijkheden hopen geld verdiend. Vroeger kon je op markten en kermissen de zangers tegenkomen die met behulp van op lappen geschilderde stripverhalen de gruwelijkste gebeurtenissen uit de doeken deden, de smartlappen waren dat. Tegenwoordig hebben we er de televisie voor die het bij ons thuis brengt. Maar Ezechiël heeft het niet over een individu. Ezechiël heeft het over een samenleving. Een stad en een land waar de gruwelijkheden onderdeel waren van de samenleving, waar men geloofde dat de gruwelijkheden voorspoed en welvaart brachten.
Zo’n samenleving zou niet met de onze vergelijkbaar moeten zijn. Natuurlijk kennen wij verhalen over kinderarbeid, verhalen die soms lijken op de verhalen over kinderoffers die Ezechiël vertelt. Verhalen over kindslaven in de Taïse seksindustrie, over rijke westerlingen die daar op vakantie gaan om hun lusten te bevredigen aan kinderen die uit armoede door hun ouders zijn verkocht. De verhalen over kinderarbeid gaan dan over de productie van kleding, van goedkope T-shirts tot schoenen voor onze vrije tijd. Omdat wij elke dag iets anders willen aantrekken en er voor een laag bedrag goed willen uitzien geven kinderen hun vrijheid en hun jeugd op. Omdat wij de tijd hebben om te gaan hardlopen en te sporten moeten kinderen dag en nacht aan machines geketend klaar staan of zitten om goedkoop te produceren.
De samenleving waar Ezechiël zo tegen te keer gaat was een hele andere dan de onze. Maar de fouten die hij zijn volksgenoten verwijt worden ook bij ons gemaakt. Welvaart en productiviteit staan ook bij ons voorop. Dat wat welvaart en productiviteit in de weg staat moet verdwijnen, dat wat het bevordert moet worden ingevoerd of beschermd. Het zijn de afgoden van onze dagen. De anonieme machten en krachten die schijnbaar de wereld regeren en die in de Bijbel als de tegenstanders van de liefde van de God van Iraël worden afgeschilderd. De wetten van de economie worden door ons beleefd als de tien geboden van de God van Israël, die wetten van de economie bepalen de wereld, bepalen ons welzijn en zouden ook ons geluk moeten bepalen. Volgens de Bijbel zou het moeten gaan om het welzijn van de armsten onder ons, van de zieken, de gehandicapten, de kinderen, de weduwen en de wees. We hebben nog de vrijheid om te kiezen, gaan we de weg van de economie of de Weg van de God van Israël, elke dag opnieuw mogen we die keus maken, ook vandaag weer.