Ezechiël 12:1-7
Sinds de jaren 60 van de vorige eeuw kennen we zogenaamde ludieke acties. Mensen die samen een toneelstukje opvoeren, op straten of pleinen, om daarmee de aandacht te vestigen op misstanden in de samenleving. We denken nog wel eens dat het toen is uitgevonden. Maar ver voor het begin van onze jaartelling was er al de profeet Ezechiël die toneelstukjes opvoerde omdat zijn volk weigerde om de ellende van mensen onder ogen te zien en te luisteren naar de klaagzangen van de onderdrukten. Hardhorend en ziende blind waren ze. Zelfs hun ballingschap namen ze als een vanzelfsprekende zaak, de vervreemding van hun God namen ze op de koop toe. Ezechiël wordt geroepen om daar iets tegen te doen. Spreken en schrijven helpt niet, daarom een toneelstukje.
Je bezittingen moet je dragen, moet je naar buiten dragen. In je huis zit een gat in de muur. Alle bescherming tegen vijanden is weggevallen. Je moet in het duister vertrekken, dan weet je tenminste niet waar je bent en waar je heengaat. Dat is de ballingschap. Wij raken gewend aan dat soort beelden. Elke dag zwerven overal op de wereld mensenmenigten over wegen en paden met hun bezittingen op hun rug of op gammele wagens, hongerend en zoekend naar een plek waar het veilig zal zijn en waar weer voedsel en drinken is. We noemen ze vluchtelingen, ontheemden, en zorgen dat er in ons land geen plaats voor hen is. Af en toe bereiken die beelden ons, vooral als er teveel mensen tegelijk op de vlucht geslagen zijn. Dan organiseren we een aktie om medelijden te tonen. Maar elke aktie opnieuw blijkt dat we gewend raken aan de beelden van vluchtelingen die in ballingschap gaan.
De 40 dagen voor Goede Vrijdag zijn er om ons te bezinnen op het lijden van de mensen. Op het slechte dat ons overkomt maar dat ons niet hoeft te overkomen. We leven in een economische crisis, een crisis waarin de rijken rijker worden en de armen de gevolgen van de crisis moeten dragen. Eén van de gevolgen van de crisis is een toenemende werkloosheid, die raakt alle sectoren van de economie op één na. De wapenhandel in de wereld neemt niet af, die blijft op gelijke hoogte. Dat betekent dat we er ook in de toekomst verzekerd van kunnen zijn dat er vluchtelingen zullen zijn. Natuurlijk kunnen we helpen, de Stichting Vluchteling is het kanaal bij uitstek om vluchtelingen te helpen. Maar voorkomen kunnen we ook, te beginnen met het bestrijden van de wapenhandel. Niet verkopen van de overbodig geworden wapens en tanks van onze krijgsmacht, maar omsmeden tot landbouwmachines, ploegscharen en zo. We kunnen dat als we oog krijgen voor de ballingen en het geroep om gerechtigheid horen van de slachtoffers. Vandaag kunnen we er alvast mee beginnen.