Ezechiël 12:21-28
Er was eigenlijk maar een handjevol Israëliers naar Babel in ballingschap gebracht. De aanhangers van de God van Israël hadden gehoopt dat de achterblijvers zouden beseffen dat ze moesten ophouden met het achterna lopen van vreemde goden. Ze waren Baäl en Asjera gaan aanbidden. En vooral Moloch, de god aan wie kinderoffers werden gebracht, kinderen die leven in het vuur werden geworpen. Profeten als Jesaja en Jeremia hadden zich er tegen gekeerd maar het had niet geholpen. Men was er gewoon mee doorgegaan. Ook de ballingen, waar Ezechiël bij woonde hadden zich niet echt afgekeerd van de te verwerpen gebruiken en godsdiensten. Ook zij wilden niet luisteren. Ezechiël had nu laten zien dat de koning die nog in Jeruzalem woondde, koning Sedekia, hetzelfde zou overkomen. Het gedrag van het volk zou uitlopen op de ballingschap van velen en de dood van nog meer mensen.
Het verhaal over die tweede ballingschap en het lot van Sedekia kunnen we nalezen in het tweede boek Koningen. Daar lezen we dat koning Sedekia verdragsbreuk pleegt en uiteindelijk de ogen worden uitgestoken nadat zijn beide zonen voor zijn ogen op gruwelijke wijze zijn vermoord. Het is een ander verhaal, maar juist de toespelingen op het brengen naar een land dat hij zelfs niet meer zal zien is voor een profeet Ezechiël een reden te meer om zijn volk te waarschuwen. Ze horen niet alleen niet, ze zien het ook niet. Het heeft geen zin mensen uit te leggen dat het verkeerd gaat met de samenleving als ze niet willen zien wat er eigenlijk gebeurd. Ezechiël laat het zien en pas als de mensen vragen waarom hij zo doet gaat hij vertellen.
Ook in onze dagen lijken mensen niet te willen zien wat er eigenlijk gebeurd. Ook in onze dagen lopen mensen de vruchtbaarheidsgoden van winst en profijt na, de goden van goud en belofte, belofte die niet uit zal komen. De rijken moeten beschermd worden en de onvrede wordt volgens sommigen veroorzaakt door mensen met een andere afkomst, een ander soort geloof ook, of zoals de laatste weken met een andere taal. Dat door die houding de armeode toe zal nemen, de zorg voor elkaar zal afnemen, het geweld op de loer ligt dat wordt niet gezien. Integendeel, de haatzaaiers en de grootgraaiers kunnen hun gang blijven gaan. Het zijn de zwakken in de samenleving, de zieken, gehandicapten, gepensioneerden, werkers in de sociale werkplaatsen, die de positie van de rijken veilig moeten stellen. Zolang we dat niet zien en er tegen opstaan zal het zo blijven en lopen we de kans dat het verkeerd zal aflopen. Maar elke dag opnieuw kunnen we er tegen opstaan, ook vandaag weer.