Jesaja 51:1-11
Wie zingt er nu over een oord van vreugde en gejuich als je meest geliefde stad veranderd is in een ruïne. Als er niets over is dan puinhopen. En dan niet zo maar een stad, een stad als alle andere waar jij toevallig van houdt, maar de stad van de berg Sion, waar de Tempel is gebouwd, waar de Wet van de Woestijn werd bewaard. En de herinnering daaraan maakt dat je je toch, door alle verwoesting en ellende heen, toch vrolijk kan voelen. Want niet de vijand die de verwoesting veroorzaakte is de baas, niet die vijand is de Heer van de wereld, niet hij is jouw Heer, maar de Heer waar de Wet van uitging is de baas. En die Wet was immers de Liefde, en die Heer was immers de Liefde. En uiteindelijk overwint de Liefde. Daar is je hele leven op ingesteld. Daar richt je je daden op, daar vertrouw je op, dag in dag uit. Die overtuiging, die houding maakt dat je niet bang hoeft te zijn voor de hoon van mensen, dat je je niet hoeft te storen aan hun spot. Dat is het lied dat we vandaag met Jesaja mee mogen zingen.
Want is het verzet tegen het haatzaaien tegen de Islam en haar aanhangers niet ingegeven door de Liefde voor mensen en het verlangen naar een samenleving waaraan iedereen mee kan doen, zonder angst, zonder zich ingeperkt te hoeven voelen, zonder dat iemand cultuur of eigen overtuiging hoeft op te geven? Mensen die tegen het haatzaaien zijn willen een vreedzame samenleving. Vrede op aarde en in mensen een welbehagen zoals we een paar dagen geleden nog hebben gezongen is niet iets voor eigen volk eerst of alleen voor erkende gelovigen. Het werd gezongen aan een stel bange herders die de zorg voor hun kudden belangrijker vonden dan het bevel van een keizer om thuis te blijven voor een volkstelling. Dat juist daar gewezen werd op dat kind dat geboren werd op de akker van David, als nieuwe koning van Israël maakt dat ook wij iedereen moeten insluiten in onze samenleving, iedereen op de hele wereld uiteindelijk.
Bang dat u voor theedrinkers en islamknuffelaars wordt uitgemaakt? Daar hoef je volgens Jesaja helemaal niet bang voor te zijn. Dat soort spot komt voort uit angst voor de vrijheid die de God van Israël geschonken heeft. De vrijheid die recht en gerechtigheid brengt. Waar vrede en vreugde aan ontspringen. En de partij van de vrijheid uit onze dagen kent geen leden, kent geen vrijheid van meningsuiting voor anderen, kent alleen maar angst. Van angst bevrijd kunnen we kwaad benoemen daar waar kwaad gebeurd, kunnen we in gesprek met mensen die ook het kwaad willen weren uit de straten en steden van ons land. En het kwaad willen weren is niet afhankelijk van een geloof of opvatting. Het kwaad willen weren is menselijk. En al die mensen zijn Gods kinderen. Misschien als we ze voorleven hoe het is van je naaste te houden als van jezelf dat ze ook in de God van Israël gaan geloven en mee willen gaan op de Weg die die God ons heeft gewezen. Wij kunnen er elke dag opnieuw aan werken. Ook vandaag weer.