Deuteronomium 31:19-29
Het is dus kennelijk de overvloed die mensen doet vergeten wat het belangrijkste is in het leven. Als je maar genoeg hebt dan hoef je niet meer te zorgen voor de armen. Dan is de bevrijding uit het slavenhuis een vergeten zaak. Daar begint het verhaal dat we vandaag gelezen hebben mee. Om het volk er later aan te herinneren moet Mozes een volkslied schrijven. Een lied waaraan de bedoeling van het volk ook later te herkennen is. Later als er overvloed is en men er aan is gewend en dus vergeten is om voor recht en gerechtigheid te zorgen dan zingt men nog steeds het volkslied en wordt men er aan herinnerd waarvoor men ook al weer een volk was geworden dat leefde in een land dat overvloeide van melk en honing.
Zou het daarom zijn dat wij ook zo’n raar volkslied hebben? Want dat volkslied van ons is alleen te begrijpen als je het een en ander weet van het ontstaan van ons land. Als je je nog herinnert dat iedereen in Europa Rooms Katholiek was, maar dat er in Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Nederland mensen waren die anders waren gaan geloven dan de Rooms Katholieke Kerk goed vond. En dat er een Duitse Prins was, prins van een Frans Prinsdom, die in opstand kwam tegen de onderdrukking van de vrijheid om te geloven wat mensen zelf voor goed hielden. Hij was als politiek heerser geroepen over de Nederlanden en vocht daar voor gewetensvrijheid en geloofsvrijheid. Zijn soldaten volgden hem onder de leus “Liever Turks dan Paaps”. Zouden wij zijn lied nog zingen omdat onze welvaart ons heeft doen vergeten dat we die geloofsvrijheid die we toen hebben bevochten ook aan anderen in ons land zouden moeten gunnen?
Net zo min als Willem de Zwijger, Willem van Oranje, bij ons de vrijheid en de welvaart van de Gouden Eeuw heeft meegemaakt heeft Mozes de intocht in het beloofde land meegemaakt. Dat ging onder leiding van Jozua en dat is een heel ander verhaal geworden dat zich buiten de boeken van Mozes laat lezen, het staat in het boek Jozua. Mozes nam afscheid van het volk en drukte ze op het hart voorzichtig te zijn want verzet tegen de wetten van de God van Israël is zo gemakkelijk. Telkens weer gewezen te worden op de armen, op recht en gerechtigheid, op de plicht voor de vreemdelingen te zorgen is vervelend. Het is veel leuker om te werken voor winst en profijt om de rijkste onder de volken te zijn. Maar daar ging het bij het volk Israël nu net niet om. Zonder de zwaksten had het volk nooit die zwerftocht door de woestijn kunnen volbrengen en ook in de zwartste dagen in dat mooie land zouden ze op elkaar zijn aangewezen. Daarom moesten ze voor elkaar blijven zorgen hoe verleidelijk het ook was alleen voor zichtzelf te zorgen. In onze dagen is het niet anders. De bonnussen voor de rijken zijn meer nodig dan de rugzakjes voor de gehandicapten. Maar er zijn mensen die er tegen in opstand komen, die zich het lied van Mozes en het lied van Willem van Nassau zich herinneren en weer naar een samenleving willen waar men de naaste liefheeft als zichzelf.