Psalm 84
Die wegen leiden naar God, laat dat duidelijk zijn. Ida Gerhardt en Marie van der Zeyden vertaalden indertijd die wegen met “pelgrimswegen.” Dat drukt nog sterker uit dat het gaat om gelovigen die op weg gaan om de weg van God te zoeken. Veel en veel later zouden ook de volgelingen van Jezus van Nazareth de mensen van de Weg genoemd worden. Het waarom wordt in de Bijbel niet helemaal verklaard, maar in het Evangelie van Johannes noemt Jezus van Nazareth zichzelf de Weg en het zoeken van de weg, zoals in deze Psalm wordt bezongen, is dan het proberen Jezus van Nazareth te volgen in zijn zorg voor de minsten in de samenleving, de mensen langs de kant van de weg.
Ook deze Psalm begint met het verlangen naar de Tempel in Jeruzalem te bezingen, daar zijn immers de voorhoven van de Heer, daar wordt de Wet bewaard van heb uw naaste lief als uzelf en daar kun je door je offers te delen die wet in de praktijk leren brengen. Het houden van de wet is voor de zangers van de psalm, het tempelkoor van de Korachieten, de verzekering dat het goed met je zal gaan. Immers zelfs de nietige mus vindt een huis en de zwaluw een nest vlak bij het altaar in de Tempel in Jeruzalem. Mensen die van de Tempel hun huis hebben gemaakt worden gelukkig geprezen. Je maakt van de Tempel al je huis als in jouw huis niet anders wordt gedaan als het liefhebben van de naaste als jezelf. Paulus beschrijft zelfs het lichaam als een mogelijke Tempel als die Wet van de God van Israël in je hart gebeideld staat.
Het houden van die Wet is niet vanzelfsprekend daar moet je aan werken. Die Wet is ook geen maatlatje dat je naast je gedrag legt, die Wet zet je in beweging want zolang er nog zusters en broeders in de wereld zijn die lijden zijn er mensen om voor te zorgen als voor jezelf. Zelfs de zwartste omstandigheden kunnen verkeren in vreugde als je inderdaad weet te zorgen voor de ander. De Weg die je daarbij gaat wordt in de Psalm geschilderd als een pelgrimsweg op weg naar Jeruzalem, pas als de Tempel van God is bereikt, als de Wet vervuld is dan is het einddoel daar, dan is alle leed verdwenen. Johannes ziet in zijn Openbaring daarvoor zelfs een Tempel uit de Hemel naar de aarde afdalen, naar die Tempel, naar dat gouden Jeruzalem zijn wij op weg. En die weg slaan we niet pas na onze dood in, daar doelt deze psalm ook niet op, die weg mogen we en moeten we daarom vandaag al beginnen. Het mag en het kan want de God van Israël gaat op die Weg met ons mee, daar mogen we elke dag weer op vertrouwen, ook vandaag weer.