Job 42:1-6
We zijn aan het laatste hoofdstuk gekomen van het boek Job. Natuurlijk loopt het goed af. Maar waarom Job nu zo moest lijden blijft tot het eind van het boek een raadsel. God is groot, God is zo groot dat God voor eenvoudige mensen niet te doorgronden is. En als je God ziet dan buig je je hoofd in het stof. Job blijft op zijn mesthoop, zich krabbend met de potscherf en blijft zijn God als enige Heer in de wereld erkennen. Is dat bevredigend? Voor heel veel mensen niet. Dat er kinderen sterven is niet eerlijk. Dat onschuldigen omkomen in natuurrampen en oorlogen blijft onverteerbaar. En is dat erg? Morgen zullen we zien hoe het echt met Job afloopt maar wellicht herinneren wij ons dat Job zeker niet gestraft werd voor zijn opstand tegen God. Dat het met de goeden slecht gaat blijft slecht. Dat het met mensen slecht gaat is voor gelovigen onverteerbaar. Mensen zijn en blijven onze broeders en zusters. Mensen zijn allemaal geschapen naar het beeld en de gelijkenis van onze God. Jezus van Nazareth noemde ze kinderen van God. Daarom mogen wij God aanroepen als het slecht gaat met zijn kinderen. Daarom mogen we het vuur uit onze sloffen lopen om iets te doen voor de slachtoffers van oorlog en natuurrampen. Maar daarom zijn we ook verplicht na te gaan of we iets hadden kunnen doen om oorlogen en rampen te voorkomen of de gevolgen ervan kleiner te maken. Werken we mee aan wapenleveranties waarmee volken elkaar kunnen onderdrukken of oorlog kunnen maken? Scheppen we eerlijke handelsverhoudingen zodat hongersnoden kunnen worden voorkomen? Delen we kennis met anderen zodat de beste productiemethoden voor landbouw en voedsel ook ten goede komen aan de armsten in de wereld? Stichten we vrede en brengen we rechtvaardigheid? Gisteren schoten Nederlandse soldaten een bromfietser dood in Afghanistan. Vinden we dat onvermijdelijk omdat er nu eenmaal zelfmoordaanslagen zijn of rusten we niet voordat onze soldaten geleerd hebben de goeden van de kwaden te onderscheiden en zelfs onze vijanden lief te hebben. Voor Job is zijn eigen verblijf in het stof en het vuil genoeg als hij God heeft gezien, maar hoe is dat voor ons? Accepteren wij het voor softies te worden aangezien omdat we in een harde wereld van oorlog en geweld weigeren broeders en zusters te doden en ze blijven uitdagen om met ons aan de vrede te werken? Vragen waarop niet God een antwoord kan geven maar waarop wij alleen zelf een antwoord kunnen geven. Vandaag al.