1 Petrus 5:1-7
Samen sta je sterker. Dat is een ontdekking die door onderdrukte mensen door de eeuwen heen is gedaan. Of het nu de geuzen waren bij het ontstaan van ons land, of de arbeiders in de negentiende eeuw, die leerden hoe je vaktorganisaties moest stichten, telkens weer komen mensen in de nood tot de ontdekking dat alleen als je samen werkt je de kracht kunt ontwikkelen om een bestaande samenleving te veranderen. We zien dat in het middenoosten aan de jongeren die samen pleinen bezet hielden en zo een proces van maatschappelijke verandering op gang brachten. Tot in onze dagen toe klinkt de wet van samen sta je sterker. En aangezien elke maatschappelijke groepering die getroffen wordt door de afbraakpolitiek van de huidige regering zelf protesteert en zich van het protest van de andere slachtoffers niks aantrekt heeft geen enkel protest ook echt effect.
In de dagen dat de eerste brief van Petrus werd geschreven was het steeds moeilijker geworden om in alle rust een christelijke gemeente op te bouwen. In de hele brief komt overal het thema van de lijdende volgeling van Christus voor. Nu op het eind van de brief wordt de hele gemeente aangesproken. En daarbij is er een opvallend verschijnsel. Uit verzetsbewegingen weten we dat een strakke organisatie en een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de leiding een verzetsbeweging bijna onaantastbaar maakt. Dat is dus niet de gebalde vuist tegen vervolgers die de schrijver van de eerste brief van Petrus voor ogen heeft. Die doet een beroep op de oudsten van de gemeente zich als dienaar op te stellen. Die roept de jongeren wel op tot volgzaamheid maar ze moeten allemaal de minste willen zijn. De oudsten moeten dus heel goed naar die jongeren luisteren en ook afwegen wat die willen en dat laten merken in hun optreden.
Het gedeelte dat we vandaag lezen valt terug op een beeld dat al in het Oude Testament werd gebruikt, het beeld van de herder. De profeten hadden ook de leiding van Israël als herders aangemerkt. Het voorbeeld van de goede herder, een leiding die het land nodig had, was de God van Israël. Dat was een herder die eerst oog had voor de zwaksten in het land, de weduwe en de wees, de gehandicapte en de zieke. Pas als daarvoor goed gezorgd was dan kon er aandacht zijn voor anderen. Jezus van Nazareth is in het Nieuwe Testament als zo’n goede herder afgebeeld. Zelfs in de drukste menigte hoorde hij het geroep van de blinde bedelaar aan de kant van de weg, of voelde hij aan zijn mantel trekken door een zieke vrouw.
Zo moeten herders dus zijn, in de christelijke gemeente, maar zeker ook in het land mogen we op die manier onze leiders ter verantwoording roepen. Wordt er echt goed gezorgd voor mensen die vanaf hun geboorte voorbestemd zijn om niet zelf in hun onderhoud te kunnen voorzien, de WAJongers? Zo niet, dan mogen wij elke dag weer samen met onze kerk in verzet komen en roepen om gerechtigheid en verandering, ook vandaag weer.