Genesis 7:1-24
Als je het verhaal nauwkeurig leest dan lijkt het wel of er twee verhalen door elkaar heen lopen. Een verhaal over de opdracht die Noach krijgt en een ander verhaal over de manier waarop hij de opdracht uitvoerd. Eerst de opdracht. Van alle reine dieren moest Noach er zeven mannetjes en zeven vrouwtjes meenemen, van alle onreine dieren twee dieren. Nu zal Noach geen idee gehad hebben wat reine en onreine dieren waren want de Wet waarin dat staat kwam pas toen het volk door de woestijn trok. Maar die opdracht heeft wel een troostende boodschap. De reine dieren die mochten de Joden eten, de onreine niet. Voor elke dag was er dus een stel reine dieren om te eten, zeven dagen lang, een hele week. De God van Israël zorgt altijd voor zijn mensen. De held uit het verhaal van Babel moest allerlei spannende avonturen doorstaan om te overleven. Noach hoefde alleen maar naar zijn God te luisteren.
En dan de manier waarop hij zijn opdracht uitvoerd. Van alle levende wezens kwamen er twee in de Ark. God zorgt dus niet alleen voor de mensen maar voor alle levende wezens, ook de levende wezens zijn onze naasten. Als wij op weg willen zijn naar het beeld van God, en het boek Genesis beschrijft hoe mensen langzaamaan op weg waren naar het beeld van God dat God aan het scheppen was, dan moeten we ook zorg hebben voor de levende wezens, voor de dieren zoals God bij de Grote Vloed zorgde voor de dieren. Samen bleven ze in de Ark nadat het voldoende had geregend. Veertig is in de Bijbel nu eenmaal het getal dat aangeeft dat het voldoende is.
Die Ark is in onze verbeelding uitgegroeid tot een geweldig groot houten schip. Maar het Hebreeuwse woord dat er voor gebruikt wordt staat er ook als Mozes in een biezen mandje in de Nijl wordt gelaten. Het is een voertuig waarmee God mensen kan beschermen in het water. De Israëlieten waren bang voor water, ze zagen zichzelf als een woestijnvolk vanouds en hadden niks met de grote zee. Integendeel, in de loop van de eeuwen kun je in de Bijbel lezen dat de zee steeds meer en meer het symbool werd van de dood, een plaats waar monsters leefden die je konden verslinden en waar je ver vandaag moest blijven.
Tussen het land Kanaaän en de zee woonden dan ook lang de Filistijnen die vanwege hun verbondenheid met de zee blijvend gewantrouwd werden. Zelfs de vissers in het Nieuwe Testament visten niet in de zee maar in de meren waar de Jordaan doorheen stroomde en die meren waren al eng genoeg. Zo was het zeer voorstelbaar dat een grote watervloed de wereld overspoelde en alles de dood injoeg. Maar daar hoefde het niet bij te blijven. De dood heeft niet het laatste woord, ook vandaag nog niet.