We vechten niet met de wapens van deze wereld.

2 Korintiërs 10:1-11

Die Paulus moet een raar mannetje geweest zijn. Hij was klein van stuk, een in Turkije geboren Jood en had een zweer of iets dergelijks boven één van zijn ogen. In de ogen van de Grieken uit Korinthe was het helemaal niets. Die waren gewend aan het nastreven van lichamelijke schoonheid. Die schoonheid werd verbonden met het goede, als het mooi was dan was het goed en als de mens mooi was dan was die mens goed. Als die mens lelijk was dan deugde die mens niet.

Wij zeggen dat misschien niet meer zo openlijk maar uit tal van handelingen en maatschappelijke uitingen blijkt maar al te zeer dat we er tegenwoordig bijna nog net zo over denken. Let maar eens op een televisie programma als “The Beauty and the beast” alleen al dat “beast” voor mensen die er niet als het doorsnee schoonheidsideaal uitzien. Over die mensen wordt ook gesproken in termen van zielig dat ze zo voor de televisie komen. Over de deelnemende schoonheden wordt nooit gezegd dat het in en in zielig is als je dan ook nog operaties en ingrepen overweegd die je voor je gevoel nog mooier zouden moeten maken.

Maar schoonheid overtuigt net als in de dagen van Paulus. Daarom zijn er mensen in de gemeente van Korinthe die beweren dat als Paulus er zelf is hij toch niet zo stevig spreekt als in zijn brieven. Nu zijn de meeste brieven van Paulus opgebouwd volgens de regels van de Griekse redenerkunst, de rethorica, en er waren mensen die er in geschoold waren om dat prachtig te kunnen voordragen. Mooi geschreven en mooi voorgedragen maken nu eenmaal veel indruk. Paulus zoekt een andere weg, de weg van de inhoud.

Op die weg komt hij uit bij het gegeven dat binnen de christelijke gemeente met andere wapens gestreden wordt als in de niet christelijke wereld. In die gemeente is het onderscheid tussen mensen immers weggevallen. In die gemeente telt iedereen mee en maken geslacht, afkomst of rijkdom niet meer uit. Binnen die gemeente gaat het niet meer om je eigen belang maar om het belang van de zwaksten en de minsten. Daar staan juist de mensen met een beperking centraal, de hulp aan hen bepaald het handelen van de gemeente, bepaald het gesprek en de agenda.

Paulus kan zich verdedigen tegen het verkeerd soort waardering die de gemeente in Korinthe wordt opgedrongen. Hij heeft er de woorden voor en kan bogen op zijn daden, hij ging er immers op uit om als eerste de mensen te vertellen van het andere soort samenleving waar ze bij konden gaan horen. Dat was toch het soort samenleving waar die wereldse maatstaven van goedheid is schoonheid niet meer opgingen. Als je dus beweert dat je bij die samenleving van Jezus van Nazareth wil horen dan hoort die rare Paulus daar ook bij. Dan gaat het dus weer om de zwaksten en de minsten, ook vandaag nog. Ook vandaag nog mogen wij onze agenda daardoor laten bepalen.

Plaats een reactie