Jakobus 1:19-27
Het heeft geen zin om kwaad te worden, je moet er wat aan doen. Men zegt wel eens dat je kunt stikken van kwaadheid. Kwaadheid beneemt je de adem maar rooft ook je energie en soms je verstand. Het schiet niet op en verandert ook niks. Meestal leidt kwaadheid ook tot zaken waar je achteraf spijt van hebt, stemverheffing, verkeerde woorden, niet horen wat een ander zegt en zelfs soms, of je wil of niet, geweld, tegen zaken of personen. Geen zaken waarmee je bekend wil staan in de samenleving. Zachtmoedigheid klinkt al een stuk beter. Maar zachtmoedigheid is niet de boel maar de boel laten, datgene wat je kwaad zou kunnen maken voort laten bestaan. Als mensen onrecht wordt aangedaan, als ze door oneerlijkheid en hebzucht benadeeld worden, als ze onderdrukt worden, dan mag je daarover spreken, dan mag je het Woord van God je te binnen brengen dat zegt dat elk mens tot zijn recht moet komen, dat iedereen de naaste lief moet hebben als zichzelf. Hoe je daarover spreekt vraagt dan wel enig nadenken want het beste spreken heeft ook nog effect en verandert de situatie. Alleen het Woord van God horen is dus niet genoeg, je moet er wat mee doen. Dan blijkt pas dat je het woord hebt gehoord en dat je je het woord eigen hebt gemaakt. Het beeld van iemand die in een spiegel kijkt en zijn spiegelbeeld vergeet is een boeiend beeld. Boven het orakel van Delfi, een beroemde afgodstempel, stond “ken u zelf”. Maar de orakelspreuken waren voor velerlei uitleg vatbaar en je schoot er weinig mee op. Ze waren te horen maar er was weinig mee te doen. Als je echter je gedrag vergelijkt met het heb uw naaste lief als uzelf en je afvraagt hoe je daar naar kunt handelen en dat dan ook doet, zul je merken dat je vrij en onafhankelijk van alles en iedereen bent. Alleen de liefde drijft je nog en dat is voor iedereen zichtbaar. Dan weet je je tong te beteugelen, dan komt er geen onvertogen woord over je lippen, maar blijf je spreken over het goede dat gedaan moet worden en het kwade dat gelaten moet worden. Dan gaat het om de weduwen en de wezen die worden bijgestaan in hun nood. Die weduwen en wezen staan in de hele Bijbel voortdurend voor de zwaksten en de minsten in de samenleving. Zij hadden immers geen eigen inkomen meer. De weduwe had de keus of haar kinderen verwaarlozen en uit werken gaan of voor haar kinderen te zorgen en vervallen tot armoede. Juist voor de weduwe en de wezen was een losser ingesteld, iemand die ze zou verlossen van de armoede. Zo zijn wij geroepen om telkens weer de armen te verlossen van hun armoede, op te komen tegen onrecht en geweld, maar zo dat het effect heeft, dat we niet hoeven aangesproken te worden op onze kwaadheid maar dat een voorbeeld genomen kan worden aan de liefde die ons drijft, de liefde van onze God. Gelukkig dat we daar elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen. Ook vandaag weer.