Jesaja 56:1-8
Als je je laat steunen door partijen die de vreemdelingen onder ons apart willen zetten en anders willen behandelen dan wijzelf worden behandeld dan ben je geen Christen. Want Christenen volgen de uitleg van de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf zoals die ook in de Hebreeuwse Bijbel wordt gegeven. In het gedeelte van het boek van Jesaja dat we vandaag lezen wordt dat weer eens zeer duidelijk. Hier gaat het juist om de opbouw van de samenleving. Een nieuwe samenleving want na zeer lange tijd is er een nieuwe start mogelijk voor het volk Israël. De Ballingen keren terug en hebben de opdracht om de Tempel in Jeruzalem weer in ere te herstellen en de stad opnieuw op te bouwen. Hoe richt je dan een dergelijke samenleving in. Op recht en gerechtigheid. In Christelijke termen: op Christus, zo zal Paulus het veel later verwoorden. Maar Jezus van Nazareth zelf zal zeggen dat je een dergelijke samenleving moet funderen op het doen van de wil van de God van Israël, het handhaven van zijn gebod. En als je recht en gerechtigheid als grondslag voor je samenleving neemt dan wordt ook vanzelf duidelijk hoe dat werkt. Dan is er de zondagsvrijheid voor iedereen. Dan zorg je ook voor elkaar dat je geen kwaad bedrijft. Dan hoort de vreemdeling daar dus onlosmakelijk bij, afzondering is er niet bij. Ook gehandicapten die geen kinderen kunnen krijgen, eunuchen kennen we bijna niet meer, horen gewoon bij het volk en mogen niet apart gezet worden. Het lijkt er op dat hier gesproken wordt over het geloven in de God van Israël maar dat staat er niet. Het gaat om de vreemdeling die de God van Israël wil dienen, de vreemdeling die net zo goed zijn naaste lief wil hebben als zichzelf. In de Islam vindt je die wil zeer prominent terug, net als in het Boedhisme. Het zijn pilaren van die godsdiensten. Samen noemen we dat de Wet van de Compassie, doe een ander niet wat jij niet wilt dat jou wordt aangedaan. Positief geformuleerd betekent het dat je voor een ander over hebt wat je zou willen dat men voor jou over zou hebben. In de Tempel van de God van Israël, daar waar die Wet bewaard wordt en tot het Allerheiligste hoort dat het volk ooit zal bezitten is voor iedereen die de Wet volgt een plek. De God van Israël sluit niemand uit, wie zijn wij dan om de uitsluiting door anderen te gedogen. Het bidden is om het dagelijks brood en de offers die gebracht worden zijn om te delen met de armsten, de minsten. Dat is het Woord van de God van Israël, hij bevrijdde de slaven uit Egypte hij bracht de ballingen thuis uit Babel. Telkens als we denken over de inrichting van de samenleving mogen we daarbij aansluiten, dat opnieuw laten gebeuren. Voor ons weten we dat we er elke dag opnieuw weer mee mogen beginnen. Ook vandaag weer.