Jesaja 60:1-14
Het is natuurlijk verleidelijk om de oproep waarmee het gedeelte van vandaag begint als een gebod voor de individuele gelovige te beschouwen. Zo is en wordt er vaak ook in kerken over gepreekt. Mooi optimistisch en als je succes hebt dat bewijst dat maar weer eens dat God je handelen welgevallig is. Maar het slaat de plank over de betekenis van dit Bijbelgedeelte helemaal mis. De oproep is niet tot een mens gericht, zelfs niet tot een koning. De oproep is tot een stad gericht. Niet zomaar een stad, maar een bijzondere stad met een bijzondere taak. Het gaat hier om Jeruzalem, het Jeruzalem van na de ballingschap, het Jeruzalem waar de Tempel van de God van Israël weer herbouwd wordt. Wij vergeten zo gemakkelijk het uitermate bijzondere van die Tempel en daarmee van die stad. Wij kennen in onze wereld geen overvloed van Tempels met godenbeelden, voor elk probleem een andere god met een andere Tempel en andere riten en andere offers. Daar tussen stond Jeruzalem met een Tempel waar je één God kon ontmoeten voor alle problemen die maar voorstelbaar zijn. Maar daar stond geen beeld van die God. De manier waarop de meeste problemen kunnen en konden worden opgelost was te vinden in de Wet van die God, de Wet die in die Tempel werd bewaard als een heilig geschenk dat de mensheid had gekregen van die God. De Wet van de Liefde, de Wet van delen, van recht en gerechtigheid, de Wet van vrede en de keus voor het leven. Die Wet maakte die Tempel tot het middelpunt van de aarde, die Wet en die Tempel maakte dat Jeruzalem kon gaan schitteren voor alle volken. Op de Tempelberg schitterde het licht voor alle volken en daarom heette de hele stad wel naar die berg, Sion van de Heilige van Israël. Ooit had Salomo als koning een eerste Tempel mogen bouwen en daarvoor de kostbaarste materialen uit de buurlanden laten komen. Soms zelfs kostbare bouwmaterialen van ver weg. De profeet voorspelt nu dat als de ballingen terugkomen van de ballingschap en de Tempel en de Stad weer herbouwen de buurvolken vrijwillig komen om kostbare bouwmaterialen aan te dragen. Dat doen ze omdat ze willen genieten van de schittering van de Wet, omdat recht en gerechtigheid onder de volken alle mensen vrede zullen geven. En dat is in onze dagen natuurlijk niet anders. Vrede bevordert de welvaart en recht en eerlijk delen het welzijn van alle mensen. Als we dat weten op te brengen voor alle mensen op aarde dat breekt overal de vrede uit en zijn honger en ellende verdwenen, dan wordt eindelijk recht gedaan aan de armen. Dan hoeven niet alleen de voeten van God op aarde te rusten, dan kan God zijn tenten op deze aarde opzetten zoals in het boek Openbaring wordt beloofd. Wij mogen alvast aan die aarde werken, ook vandaag weer.