Exodus 5:10-6:1
Als er over God gesproken wordt dan blijft het merkwaardig hoe gemakkelijk er over een almachtige God gesproken wordt. Alle rampen, alle ellende zal die God wel even voorkomen of in elk geval zorgen dat het leed niet al te groot wordt. Want als je almachtig bent dan zorg je er toch in de eerste plaats voor dat zwakke mensjes geen last hebben van tegenslag. Waar dat spreken over God vandaan komt blijft onbekend want in de Bijbel wordt er helemaal niet op die manier over God gesproken. Natuurlijk, God hoort het geschrei van zijn volk. Maar hij grijpt niet zelf in, hij stuurt een mens, een mens die ooit opkwam voor zwakken maar die daardoor heeft moeten vluchten, een mens die vervreemd was van zijn eigen volk maar het toch voor dat volk wilde opnemen. Een mens overigens die zichzelf te zwak vond om het woord te doen en dat maar aan zijn broer overliet. En kreeg die mens dan zo veel macht dat met een machtige zwaai van zijn Godsstaf de Farao tot vrijheid te bewegen was? Welnee, integendeel, die wonderen die Mozes deed maakten geen enkele indruk en de slaven van het volk van Mozes werden er ook geen haar beter van. Die slaven moesten dubbel zo hard werken. Ze bakten stenen van klei gemengd met stro. Die klei was gemakkelijk te vinden aan de oever van de Nijl maar dat stro moet je oogsten. Nu, dat oogsten mochten ze voortaan zelf doen. En wie kregen het hardst op hun kop? De mensen die voor die Farao hun best deden het werk zo goed mogelijk uit te voeren. De opzichters. Dat waren ook Hebreeën. Die pasten zich wonderwel aan aan de luimen van de Farao. Als de Farao slavenarbeid verlangde dan zal er slavenarbeid geleverd worden en als er harder gewerkt moest worden dan moet er harder gewerkt worden. Sommige commentatoren vergelijken deze opzichters met de Capo’s uit de Tweede Wereldoorlog. Joden die in de concentratiekampen voor de Nazi’s toezicht hielden op de gevangenen en zorgden voor een goed verloop. Maar dat zou wat al te eenvoudig zijn. Hoe vaak komt het niet voor dat chef’s en opzichters in fabrieken arbeiders er van proberen af te houden aktie te voeren voor gerechtvaardigde looneisen. Hoe vaak raden ze hun medewerkers niet af lid te worden van een vakorganisatie. Ze verdedigen zelfs de exorbitante bonussen die aan de top van hun bedrijven kunnen worden uitgekeerd omdat hun werknemers zo goed gepreseteerd hebben. Aan dit gedrag ligt meestal angst ten grondslag. Als je net een treetje hoger bent geklomen dan de rest ben je o zo bang je positie te verliezen. Die angst is dezelfde angst als de Farao had voor de groei van de Hebreeën, dezelfde angst die er onder ons heerst voor allochtonen en hun vreemde godsdienst. Maar door de geschiedenis heen hebben we moeten leren dat als gerechtigheid niet vanzelf geschied, als gerechtigheid niet kan worden bereikt door redelijk overleg, als mensen niet met elkaar gaan leven door samenwerking en wederzijds respect, dan komt de bevrijding van onrecht en onderdrukking door geweld. Dan neemt het geweld in de samenleving toe en dan helpt het niet om daar met geweld tegen op te treden, het laat zich niet onderdrukken. We doen er goed aan om er van te leren en van dag tot dag onrecht op te sporen, angst achter ons te laten, en recht te laten overwinnen. Ook vandaag.