Joël 2:1-11
Â
Van wie zijn die strijdkrachten die zo geweldig genoemd worden zult U vragen? Van Henk Gemser? Of van Barack Obama? Beiden beheersen immers het nieuws. Met Henk Gemser moet Nederland Olympische medailles halen en met Obama moet de vrede aanbreken, de Nobel prijs voor de vrede heeft hij al. De profeet Joël heeft het echter over een ander leger. Niet zo vreemd want hij heeft zijn boek zo’n 2500 jaar geleden geschreven. Oude kost maar het werkt nog steeds. De eerste gouden medaille bij het schaatsen hebben we al, maar de dames haalden niets en de andere schaatsers doen het tot nu toe niet meer dan verdienstelijk. Alle gejuich in huizen, kroegen en pleinen, alle vertoon van oranje, draagt daar ook nooit iets aan bij. Zo zal ook Barack Obama niet de vrede op aarde brengen. Zelfs de veiligheid voor zijn eigen bevolking niet. Wapens en explosieven lijken nog steeds vrij verkrijgbaar in het land van Barack Obama en dagelijks wordt er daar op burgers geschoten met fatale afloop. Daar hebben ze zelfs geen oorlogen voor nodig, en die oorlogen hebben ze ook nog. Wij doen trouwens aan die oorlogen vrolijk mee. Joël heeft het over de liefde als over een machtig leger. In de jaren 60 zong de Amerikaanse zanger Pete Seeger al over een vreemde droom die hij had. In een kamer zaten de vertegenwoordigers van alle landen in de wereld en die beloofden elkaar plechtig alle wapens die er waren te vernietigen. En ze deden het ook nog. Alle mensen juichten ze toe want eindelijk hoefde niemand meer bang te zijn voor de dodelijke wapens die in omloop zijn. Het was maar een droom, maar een dergelijke droom had de profeet Joël ook. De oogst was verwoest, er was zelfs geen gras meer voor de koeien, geen boom voor de vogels. De sprinkhanen hadden alles kaalgevreten. En dan komt over de bergen de hulp die de verlossing brengt. Zo moet er in hongerend Afrika en in het verwoeste Haïti worden uitgekeken naar de hulp van de Verenigde Naties. Naar het zaad en de landbouwmachines, naar de jonge stieren en kalveren, zodat de eigen voedselvoorziening weer op gang gebracht kan worden. Na een periode van droogte en na de verwoestende aardbeving is immers alles verdwenen. Ook na een oorlog is alles weg. Alleen giften van buiten brengen een samenleving weer op gang. Geen soldaten of vlaggende Olympiërs kunnen daar tegenop. Olympiërs en andere in nationale kleuren geklede sporters als ambassadeurs van nationale eigenwaarde zijn maar schijn. Soldaten als bevrijders van geweld zijn een tegenstelling in zichzelf. Soldaten brengen geweld, lokken zelfs geweld uit maar stoppen het geweld maar zelden. Alleen een leger zoals Joël beschrijft in dit hoofdstuk, een leger van liefde, kan werkelijk zorgen voor vrede, vrijheid en welvaart op de wereld. Maar hopen dat iedereen zich aansluit, in beweging komt en zorgt dat ook iedereen mee gaat doen. Vanzelf gaat dat niet, we zullen er allemaal hard voor moeten blijven werken. En het mooiste is dat, ondanks alle fouten die we maken, ondanks ons eigen vertoon van geweld en macht, van nationale onverdiende trots, we ons elke dag ook weer kunnen en mogen aansluiten bij dat leger van liefde, door onze naaste lief te hebben als onszelf en te delen van wat we hebben.