Spreuken 29:1-12
We lezen nog steeds in de verzameling onderwijzingen en spreuken die op last van Koning Hizkia werd verzameld. En die verzamelaars hadden goed door dat ook die Koning onderwijzingen nodig had. Hij was per slot van rekening een jongeman van pas 25 jaar toen hij koning werd en de voorbeelden van zijn vader en grootvader en van de vorsten in de omringende landen waren nu niet bepaald goede voorbeelden. Rijke jongens die naar de hoeren gaan zijn zelfs in onze dagen niet onbekend. En wie werd er ook ooit bedoeld met “Prins Bier”? Welke prinsen werden ook al weer betrapt toen ze met meer dan gevaarlijke snelheden over onze wegen reden? Het zijn de vermaningen die ook in onze dagen ons mogen leren wat het is te leven in de vreze des Heren, de wijsheid, het heb uw naaste lief als uzelf. Dan geef je je vader vreugde, dan is er een koning die zijn land in stand houd, dan kan er worden gejuicht en gejubeld, dan worden de rechten van de armen erkend. De vermaningen voor de koning lijken steeds verborgen te worden door de vermaningen voor zijn onderdanen. Maar de Spreukenschrijver maakt geen onderscheid, zoals de hele Bijbel geen onderscheid maakt, tussen mensen. Iedereen kan rijk zijn, iedereen die kan delen is rijk maar iedereen die weigert te delen houd de armoede in stand. Koningen kunnen protsers zijn, maar wie kan niet met de neus omhoog en de borst vooruit door de samenleving gaan? Wat in elke samenleving nodig is zijn wijzen die weten hoe ze de woede die er in een samenleving kan heersen tot bedaring kunnen brengen. Het respecteren van een mensenleven staat daarbij voorop. Het zinloos geweld in onze samenleving, mensen die doodgestoken of doodgeslagen worden omdat ze juist de vrede willen herstellen, bepaald ons bij de waarde van het respect voor mensenlevens. Ook al zullen ruzies in onze omgeving misschien niet tot geweld leiden, elke ruzie die in vrede eindigt, die wordt bestreden en beĆ«indigd, kan helpen het zinloos geweld in een volgende situatie te voorkomen. En juist jongeren moet soms echt geleerd worden hoe je woede bedaard en hoe je kwaadheid omzet in productief gedrag in plaats van in destructie. Bedrog door heersers is het ergste dat in dit hoofdstuk staat. De leider van klimaatonderzoek die de verdwijning van gletsjers heeft overdreven zet meer dan zijn eigen onderzoek ter discussie. Die zet alle wetenschappelijk onderzoek te kijk als mogelijk onbetrouwbaar. We moeten op onze politici en wetenschappers kunnen vertrouwen. De maatregelen die over ons worden genomen kunnen wij lang niet altijd op hun noodzaak en uitwerking beoordelen. Kennis nemen van de democratische discussie kan helpen onze positie te bepalen of een last die ons wordt opgelegd te dragen. Geiten en schapenhouders wier veestapel wordt geruimd moeten er op aan kunnen dat de Qkoorts bij hun dieren is vastgesteld en dat hun dieren een gevaar voor volksgezondheid zijn gaan vormen. Kunnen ze daar niet op aan dan is hun last ondragelijk. Wij kunnen helpen, met de woorden van de Spreukendichter in ons achterhoofd, door de politici en wetenschappers vragen te blijven stellen, vragen over hun openheid, eerlijkheid en hun zorg voor de zwaksten en de minsten in de samenleving. Dan brengen we de samenleving van Wijsheid een klein beetje dichterbij, ook vandaag weer.